Als je honderd mannen en vrouwen, die het be spelen van een muziekinstrument als beroep kozen, op bezoek hebt in het Schiedamse W.F.-dorp, dan ga je niet zeggen: „Voorbij het hoofdkantoor ge komen zien we het uitgestrekte materiaalpark voor de opslag van platen en profielen". - Dat gebeurde dan ook niet. Er zei wel iemand: „Ziet u daar die lange stukken metaal als het ware vastgezogen zit ten aan die magneten en zo de fabriek ingaan? Wel, die apparaten heten hier in de wandeling: de zeugen". - Kijk, dat sloeg in; toen lachte het Rot terdams Philharmonisch Orkest. September had wel zonnige dagen en de tiende van die maand was er één van. Dat hadden ze in De Bilt best voor elkaar: opklaringen en veel zon nige perioden en dat was nu net wat we moesten hebben. Want het was een soort tegenbezoek en geen mens laat zijn openluchtkeuken graag in de regen zien. Natuurlijk, er was reden genoeg voor dit bezoek, want bij Wilton-Fijenoord hebben ze tweehonderd abonnementen en het is geen geheim meer, dat er tussen al die mannen die lassen en draaien, die schuren, schoonmaken, timmeren en tekenen zoveel liefhebbers van muziek zitten. Dat zijn degenen die de trouwe bezoekers van dat Rotterdams Philhar monisch Orkest genoemd mogen worden en wat is nu gewoner, dan dat die violisten en cellisten, die mensen, die trombone of trompet spelen, nu eens komen kijken bij hun luisteraars? Want zo was het eigenlijk en niet anders. Ik ben er van overtuigd, dat menig man, die zijn boterham belegt door zijn werk bij W.F. in Schie dam, een beetje vreemd en schuchter naar binnen zou schuiven, wanneer hij een repetitie van het Rot terdams Philharmonisch bij kon wonen. Geneer u niet: die dirigent en pianist, die violisten en bas sisten - ze deden die tiende september niet anders toen ze naar uw werk kwamen kijken. Met open ogen, met open mond soms, hebben ze door de dokken gezworven en ze zijn heel anders naar huis gegaan dan ze kwamen. Met z'n honderd, zoals gezegd, waren ze gekomen en de meesten zeiden: Dit is de allereerste keer, dat ik een schip van dichtbij zie. Goed, u moet die uitspraak even vast houden. Daar zaten ze dan, in een zaal van de kantine en ir B. Wilton vertelde iets van de geschiedenis van het bedrijf. En dan ineens er tussen door: „We zijn nu ook bezig met een tanker. Aan boord is een grote brand geweest en we moesten het midden schip vernieuwen. Dat hebben we eruit gezaagd; kijk, daar buiten ziet u het achterschip liggen". Dat is eigenlijk al genoeg. Dat is eigenlijk meer dan voldoende om een geweldige indruk te maken op musici. Op alle leden natuurlijk, want tot men het ziet gelooft niemand dat „een half schip" zo maar kan blijven drijven en niet zinkt. Maar ir Wilton vertelde er nog iets bij: „Het was een tanker van 28.000 ton en de eigenaren wilden het schip, nu er toch verbouwd moest worden, meteen wat groter hebben. We maken het midden schip dus nu veel langer en het wordt een tanker van 40.000 ton". Hier en daar zakte een onderlip naar beneden, elders werd het hoofd geschud. Het „Hoe bestaat het" lag duimendik op de gezichten te lezen. Ze hebben wel geweten dat er op een werf gelopen wordt, die muziekminnende vrouwen en mannen en er waren er die moeilijk naar hun hielen en te nen grepen, aan het einde van de middag. In dok 4 daar begon het zo ongeveer. Met z'n allen het dok in. „Weet u dat dat ding naar beneden kan mevrouw", vroeg een lasser, die juist voorbij kwam. De mevrouw geloofde het niet en gelooft het nu nog niet, hoewel ik moest bevestigen dat de grappenmaker gelijk had. „Het is nog geen 1 april", lachte ze. „We zijn ook bezig met het vervaardigen van on derdelen voor de atoom-industrie", zei de heer Wilton. Muziek-gezichten draaiden zich wat ver bijsterd om, met een trekje van: Wat nou weer, wat heeft dat dan te maken met schepen repare ren en schepen bouwen? De heer Wilton had wellicht niet anders verwacht en ging verder: „We willen graag ervaring opdoen voor de toekomst. Ja, ja, ook bij de bouw van schepen later. Kijk, de tijd komt dat er een nieuw* schip is afgeleverd en dat de eigenaar pas na tien jaar voor de eerste servicebeurt terug komt. Dat klinkt nu nog ongelofelijk, maar kijk eens naar de auto's? Er zijn er al genoeg die tienduizenden kilometers achter elkaar rijden zonder dat er één schroevendraaier aan te pas komt en dat hadden we dertig jaar geleden ook niet gedacht". Iedereen wilde er meer over horen en toen kwam deze uitspraak van de heer Wilton: „Vroeger was het toch zo nietwaar, dat je schoon van huis ging naar je werk en dat je vuil thuis kwam. Tegenwoor dig is dat ook al aan het veranderen, want de mensen, die werken in de afdeling waar onderdelen voor die atoom-industrie (voor Engeland) worden gemaakt, komen naar hun werk en moeten zich dan eerst wassen! Jawel, eerst wassen. Want alles moet daar even schoon zijn en stofvrij. En iedereen krijgt iets om z'n haar. Het is. net een dokters kamer".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1963 | | pagina 4