De musici vielen van de ene verbazing in de andere. De directeur van het Rotterdams Philharmonisch Orkest - drs. J. Oosterlee - was er ook. Opkijkend tegen de blote buik van een schip-in-dok zei hij: „Weet je, het teamwork bij Wilton-Fijenoord is natuurlijk even belangrijk als in een orkest. Maar kijk, als wij een fout maken dan kan iedereen dat wel horen en dan schrijven de kritici de volgende dag misschien dat de violen bijvoorbeeld niet erg gelijk waren, maar als ze hier in Schiedam een fout maken, dan kan dat straks een heel schip mét be manning in moeilijkheden of zelfs levensgevaar brengen. En dat is wel even anders. Daarom be wonder ik de kerels, die dit hier allemaal even precies doen". De Hongaarse violiste en tweede concertmeester van het Philharmonisch, mevrouw Erzsébet Hajdu- Horvay stak haar mening ook niet onder stoelen of banken. Ze moest schreeuwen om haar geluid boven de herrie van een enorme spuit, die water tegen een scheepshuid spoot, uit te krijgen en riep: „Wat hier opvalt is de dynamiek. Hier wordt alleen fortissimo gespeeld. In Hongarije, zeggen ze wel eens, is de mensen het viool-spelen aangeboren, dat moet in Nederland met het bouwen van sche pen zo zijn". En daar, wandelend tussen dok 4 en de afbouw- kade, hoorde ik het verhaal van deze Hongaarse vrouw en de angsten die ze had uitgestaan. Het was eind 1956, ja, ja, de tijd van de opstand in Hongarije en mevrouw Erzsébet Horvay (die speelt onder haar meisjesnaam) was in Den Haag, waar ze met een Hongaars orkest in Diligentia speelde. Haar man, Istvan Hajdu, was eerste pianist van Radio Boedapest. Hij was thuis gebleven, met de negen maanden oude baby. „Elke avond belde hij om elf uur mijn hotel in Den Haag op", vertelde de violiste. „Die avond hoorde ik niks. Ik wachtte tot middernacht, tot één uur, maar geen telefoon. Ik belde zelf op, maar alles wat de Hongaarse telefoniste me kon zeggen was: Ik krijg geen verbinding met het huis. Kunt u zich voorstellen wat ik allemaal dacht? Ik dacht dat er iets was met de baby, ik dacht aan zieken huizen, enfin, ik dacht de ergste dingen. Die nacht heb ik geen oog dicht gedaan". De volgende ochtend bracht de oplossing toen de kranten melding maakten van de revolutie. We kennen de berichten nog, we weten ook nog die dramatische boodschappen via het radiostation, van waar om hulp werd gevraagd. De hele opstand was in het gebouw van de radio begonnen. „En ik wist dat mijn man daar de vorige avond moest spelen", zei mevrouw Horvay. „Wat kon ik doen PHelemaal niets. Niets, alleen maar wachten. Drie weken van afschuwelijke angst heb ik doorgemaakt en einde lijk lukte het me om via Wenen naar Boedapest te komen. Daar vond ik mijn man en baby gezond terug". Niet zo lang is zij toen in Hongarije gebleven. In begin 1957 kwam Erzsébet Horvay met man en kind naar Nederland, als vluchtelingen, langs wat men noemen mag „een omweg". Rechtstreeks naar Rotterdam gingen ze en nu wonen ze er. „Ik denk dat we dezer dagen ons Nederlanderschap krijgen, anderhalf jaar geleden hebben we het aangevraagd", vertelde ze. En haar echtgenoot speelt nog steeds piano: zijn derde grammofoonplaat is dezer dagen verschenen en in België maakt hij tournees. Vreemde, wonderlijke wereld. In de zon bij een kantine rollen twee mannen een sigaretje, elders wordt druk gewerkt aan die doorgezaagde tanker, over het terrein wandelen honderd musici en kijken hun ogen uit en tussen dat alles door het verhaal van de Hongaarse. Ze waren blij, ze vonden het gewoon een fijne dag, die violisten en trompettisten en al die anderen. „Technische mensen zien bijna alles zwart of wit", zei de heer Wilton nog. „Grijs kennen ze niet. Maar het leven heeft zo enorm veel grijs en u, le den van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, u heeft met uw werk de enorme taak om ons te leren, dat er nog meer is in het leven dan het ver dienen van het dagelijks brood. Daarom ben ik u dankbaar, dat u vandaag hier bent gekomen". Wel, die dankbaarheid kwam dan van twee kanten. „Ik weet nu eindelijk wat een classificeerder is", zei één van de musici. „Het zou tijd worden, je bent tenslotte in Rotterdam geboren", kaatste een ander terug. Maar met alle grappen aan de kant is er één ding dat gemakkelijk te concluderen valt: Er zijn weer mensen die elkaar niet alleen beter hebben leren kennen, maar die een handvol waardering voor el kanders werk hebben gekregen. En dat is dan voor mij persoonlijk weer een van de belangrijkste dingen in dit leven: die handvol waardering. P. W. RUSSEL 4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1963 | | pagina 6