Op het laatste moment
En toen, in I960, kwam die nieuwe Amerikaanse
ambassadeur in Athene en hij betrok zijn villa op
een van de heuvels buiten de stad. Maar wanneer
hij 's morgens op zijn terras stond zag hij aan de
overkant die krotten van de vluchtelingen.
„Ik wil een ander uitzicht", zei hij tegen de ge
meente, „ik wil die krotten niet meer zien. Ik zal
huizen voor die mensen bouwen en dan moeten jul
lie de zaak laten slopen".
Athene zei met graagte „ja", want een mooier aan
bod kon men zich niet indenken. Er werd ge
bouwd, betonnen flatgebouwen, wat bunkerachtig,
maar goed, de kamertjes waren droog, er kwam
waterleiding en licht in en men zou er geen huur
betalen. Een kreet van vreugde ging rond in de
hokken van de vluchtelingen en de Amerikaanse
ambassadeur werd herdacht wanneer men 's avonds
op de knieën zonk voor de ikoon aan de muur.
Toen begonnen ze te slopen, vertelde Anna. De
mensen kregen een woning en ik kreeg niks. Ik
had geen kinderen en dus geen gezin, ik was al
leen en kwam nergens voor in aanmerking. Ik ben
de stad ingerend en vroeg of ik de Amerikaanse
ambassadeur kon spreken. Dat ging niet en drie
keer ben ik teruggeweest. Tenslotte heb ik een me
neer verteld wat er aan de hand was: ze breken
m'n hutje af, ik sta op straat, nu heb ik helemaal
niks meer, zei ik.
Op het laatste moment hebben ze wat voor me ge
daan en zo kreeg ik deze twee kamertjes, waar ik
nu sinds twee jaar zit.
Anna van tante Emma
Ja, en in een van die kamertjes, op de hoogste en
derde verdieping van zo'n bunkerachtig flatgebouw,
zat ik met Anna te praten. Acht jaar geleden was
ze weer Nederlandse geworden en zodoende kreeg
ze elke maand via de Nederlandse ambassade acht
honderd drachmes, hetgeen dan weer zes en negen
tig gulden is. Vorige winter was het zo koud hier,
zei Anna, en ik had alleen maar dat petroleum-
lichtje voor de thee om me te warmen.
Zes en negentig gulden per maand en over een
paar dagen negen en zeventig jaar, dacht ik. Maar
Anna onderbrak m'n gepeins: Wat, kom je ook uit
Rotterdam?; daar zullen ze wel zeggen: hij heeft
gesproken met Anna van tante Emma. Zeg, als jul
lie nu in Nederland terug zijn, zou je dan iemand
kunnen vinden die een oud radiootje over heeft?
Een kleintje maar. Ik hoor zo graag muziek en ik
zing nog steeds. Dan zeggen de buren: Anna, jouw
hart is nog altijd jong, want jij zingt maar. Zou dat
kunnen?
„Zeker een brood"
Wat later wandelden fotograaf Bob Kuhry en ik
weer door het centrum van Athene en dat radiootje
liet ons niet los. Nu is het zo, dat er wel eens men
sen zijn die me wat geld sturen omdat ze denken:
Zo'n journalist komt overal en die ziet vast wel
eens iemand die hard iets nodig heeft; dan ge
bruik je het daar maar voor, schrijven ze er dan bij.
Ineens wist ik het: we moesten Anna Strik nü een
radio kunnen geven en ik ging bij een kennis in
Athene geld lenen. Achter elkaar kochten we een
muziekdoos, namen een taxi en stonden een paar
uur later weer in het kamertje van Anna van tante
Emma.
Anna Strik maakte het papier los en mompelde:
Zeker een brood of een koek die jullie voor me
gekocht hebben. - Toen zag ze het: Jongens, dit
kan niet, wat is dit? Oh, wat hebben jullie me daar
blij mee gemaakt.
Ze komt!
We zijn weg gegaan, de volgende dag en ik heb
in m'n krant een verhaal over Anna Strik geschre
ven. „Voor Kerstmis zit ze in de nieuwe kleren,
heb ik haar beloofd", schreef ik, nogal eigengereid.
En kijk, daar was men het mee eens: van alle kan
ten kwam er geld en in plaats van journalist was
ik ineens textielinkoper. Ik kocht jassen en jurken,
vesten, een paar sjaals, schoeen en ondergoed.
Een mevrouw in Rotterdam breide in ijltempo een
schitterend vest. Een meneer stuurde een cadeautje
voor Anna, ik kreeg doosjes zeep en lotion en of
ik maar wilde zorgen dat alles op tijd bij Anna
kwam.
We hadden een kist gemaakt - dun hout, vanwege
de verzending door de lucht, maar toch stevig - en
we waren druk aan het inpakken toen dat aanbod
kwam. Het aanbod van het bejaardentehuis „Simeon
en Anna" in het hart van Rotterdam: „Wij bieden
mevrouw Anna Dendrinos-Strik zo lang ze leeft
onderdak en verzorging".
Er gingen brieven naar Athene, Anna liet weten
dat ze heel erg graag kwam, de Nederlandse am
bassade zorgde voor een paspoort en ik had zoveel
geld van de mensen gekregen, dat we haar vliegreis
ook nog konden betalen. En zo stond ze daar op
Schiphol, nog geen twee maanden nadat voor de
eerste keer in een Nederlandse krant over Anna
Strik was geschreven, vlak voor Sinterklaas 1963.
Eten op je knieën
Met een gezicht van „Oh, vliegen vind ik heel ge
woon" stapte ze op Schiphol uit de Electra van de
K.L.M., die haar met zo'n zevenhonderd kilometer
per uur uit Athene via Wenen naar Nederland had
gebracht. Op het platform stonden Rotterdamse
kinderen met bloemen op haar te wachten: de Rot
terdamse jeugd haalde een stadgenote na meer dan
een halve eeuw weer in. En toen zongen de kinde
ren „Lang zal ze leven" en ineens was het flinke
van Anna's gezicht geweken. Haar ooghoeken wer
den vochtig en ze kon het nog net verwerken.
Fotografen van bijna alle Nederlandse kranten
stonden met blitzlampen op het donker wordende
Schiphol op Anna af te vuren, een camera van het
<5