Met het busje „Is meneer Rietveld hier?". - „Achter door, in de werkplaats", was het antwoord van een monteur. Jawel, daar stond hij, metertje in de hand, druk doende met een autoband. „Laten we even naar achteren gaan", zei de heer Piet Rietveld, „daar zitten we rustiger om te praten". De garage - neen, eerst de cantine van de garage. Twee dingen vallen direct op: een aquarium en een volière. Wonderlijk mooie vogeltjes en de heer Rietveld somt even langs zijn neus weg de ver schillende soorten op als was hij vogelhandelaar in tropische pieten. De mensen van de garage hebben die volière zelf gebouwd en de vogels van eigen geld gekocht. „Eens in de week gaan we met een busje rond en van de opbrengst wordt zaad gekocht", vertelde me de heer J. S. van der Voet (44), de administrateur van al die rollende wielen, die ik intussen ook ont moet had. „In het begin waren ze nogal schuw, vooral zo om kwart over twaalf 's middags als iedereen hier komt eten in de cantine. Maar ze zijn er aan gewend en ze maken het best". Ouderwets geluid Nou meneer Rietveld, daar zitten we dan; ik neem aan dat u al een paar jaar bij W.F. bent en hoe zit dat met al die soorten voertuigen? „In mei wordt het vijf en dertig jaar", antwoordde de heer Rietveld. Op dat soort momenten gaat er altijd iets „ouderwets" voor me open; ik ontmoet veel te veel mensen in m'n leven die een jaar bij de ene fabriek werken, twee jaar bij een ander en als je ze tegenkomt en vraagt hoe lang ze „hier" zijn, hoor je: „Bij deze baas? Negen maanden". Sinds ik m'n neus bij W.F. om de hoek heb ge stoken krijg ik meer vertrouwen in de - mag ik het zo zeggen - honkvastheid van de mensen. Jubilea van vijf en twintig en veertig jaar zijn de normaalste zaken. Hier weer zo'n man: een kwart eeuw plus nog tien jaar bij dezelfde onderneming; zoiets is voor mij een „degelijk geluid". „Laat ik nou eens denken", zei de heer Rietveld; „in 1933 bijvoorbeeld, toen hadden we vier luxe wagens, vier vrachtwagens, vier opstapwagens, twee bussen en twee tractoren; ja, dat 19331". Ik begreep dat het nu een hoop méér moest zijn, maar wie een vergelijking wil maken, vraagt naar aantallen. „Nu?", herhaalde de chef van de garage, „nu is dat wel even anders. Moment, even tellen. We hebben nu 19 personenauto's, acht vracht trucks, zes vrachtpersonenauto's, vijf opstapwagens, twaalf tractoren, tien mobiele kranen, drie hef trucks, tien hydrocars, een dumptrekker, vijf en zeventig aanhangwagens, drie motorbrandspuiten, een ambulancewagen, een meetwagen, zeven lucht- compressoren Wacht nu eens even, meneer Rietveld, zijn dat alle maal dingen die onder de garage vallen? „Zeker wel, dat hebben we hier allemaal in onderhoud. Wat dacht u, dat we alleen iets te maken hadden met het materiaal waar de acht en veertig chauf feurs op rijden? Vergeet het maar. Onze afdeling telt, alles bij elkaar, een en tachtig man en neem van mij aan: die verzetten een stootje. De hele zaak is hier in onderhoud. Ook de vier diesellas- machines, de vijftien motoren van sleepboten, zes brommers, een scooter, drie dieselmotoren van magnetische kranen, gras- en veegmachines - de hele zaak". Meneer Van der Voet is niet voor niks administra teur. Hij heeft even snel gerekend en kan dan zeggen: „Alles bij elkaar houden we 750 wielen op de weg". Nog meer, vraag ik. „Meer", zegt de heer Rietveld, „is het niet genoeg voor een klein ventje als ik ben?". Een lintje Groot van stuk is hij niet, toegegeven, maar in zijn knoopsgat zit een klein lintje. Ik vraag ernaar. Hij weet de officiële naam niet en dat kan hem ook niet veel schelen. „Ondergrondse", zegt hij alleen, „ik zat in de S.G., het strijdend gedeelte". Méér niet. Geen verhalen over heldendaden, wei neen, het zou niet passen bij het karakter van de heer Rietveld. „Maar vertel eens van het materiaal dat voor het bedrijf behouden bleef", dringt de heer Van der Voet aan. „O ja, dat", herinnert zich meneer Rietveld. „In de oorlog hadden we een werkplaats met een zij beuk. Ik hoorde dat er wagens gevorderd zouden worden en we zetten ze op elkaar in die zijbeuk: personenwagen gewoon op de laadbak van een vrachtwagen. En een stel lasmachines erbij. Toen hebben we die hele zijbeuk dichtgespijkerd. Maar het was nieuw hout, dus dat viel op. We vonden er iets op. Modder en afgewerkte olie hebben we er tegenaan geslingerd en toen de bezetter de vol gende dag kwam, keken ze finaal over die zijbeuk heen. Een kleine drie jaar hebben de spullen daar gestaan en na de oorlog hebben we alles er weer netjes uitgehaald en rollend gemaakt". Ze genieten alle twee nog na, de heren Rietveld en Van der Voet, van het succes van de zijbeuk. 38

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1964 | | pagina 40