UIT DE OUDE DOOS
Na de omzwervingen in het grijze verleden van het
oude Fijenoordbedrijf - waar in en naast het oude
Pesthuis wonderen van Techniek ontstonden - een
sprong van een eeuw naar de crisisjaren omstreeks
1930.
Gedurende die wat rommelige tijd, waarin de fusie
tussen „Wilton" en „Fijenoord" geleidelijk werd
verwezenlijkt, bouwden de mannen van Roentgen
een schip, dat een bijzondere plaats in de lange
reeks van Fijenoord-produkten inneemt - de
„Tarakan".
Voordat het doek daar, na een indrukwekkende
voorstelling van meer dan honderd jaren, zakte en
het geratel van de klinkhamers voor goed verstom
de, lieten de kunstenaars nog eenmaal zien, waar
toe zij in staat waren.
In 1929 ontving het Etablissement van de N.V.
Stoomvaart Maatschappij „Nederland" opdracht tot
de bouw van een motorvrachtschip.
Met haar zes zusters de „Talisse", Tanimbar", „Ta-
binta", „Tabian", Tawali" en „Tajandoen" maakte
de „Tarakan" deel uit van de T-klasse van de vloot.
Waarschijnlijk geïnspireerd door de „blauwpijpers"
van Alfred Holt Co. ontwikkelde de Amster
damse rederij deze bijzonder fraaie en snelle sche
pen, die spoedig de bewondering van velen in het
buitenland afdwongen.
De T-boten vielen onmiddellijk op door hun on
gebruikelijk, maar geproportioneerd silhouet. Een
lange brug, drie masten, een korte schoorsteen en
een hellende voorsteven onderscheidden deze schepen
van de conventionele vrachtschepen uit die tijd.
Niet voor niets noemde men hen "Rolls Royce of
the Ocean".
De hoofdmachine van de „Tarakan" was een enkel-
werkende tweetact Fijenoord-M.A.N.-motor met
luchtverstuiving, met een vermogen van 7000 EPK
bij 105 omwentelingen per minuut en was voor zijn
tijd van uitzonderlijke afmetingen. De acht cilin
ders hadden elk een diameter van 820 mm, terwijl
de zuigerslag 1440 mm bedroeg. Deze motor, waar
in voor het eerst kettingaandrijving voor de nok-
kenas toepassing vond, was uitgevoerd met twee
aangebouwde grote spoelluchtpompen en lucht-
compressoren.
Het ontwerp werd door de constructeurs van
M.A.N. en Fijenoord gezamenlijk gemaakt.
De proeftocht van het gloednieuwe schip droeg er
onverwacht toe bij de samenwerking tussen de
werven „Wilton" en „Fijenoord", die nog gedeelte
lijk op papier bestond, in de praktijk te verwezen
lijken.
Moeilijkheden met de vooruitstrevende hoofdmotor
noopten de scheepsbemanning ter hoogte van
Vlaardingen het anker te laten vallen en de hulp in
te roepen van het zusterbedrijf.
De „Tarakan" werd naar de Wilton-werf in Schie
dam verhaald.
Met gemengde gevoelens zagen de Fijenoorders de
Wiltonezen onder leiding van de hoofdbaas Kerger
van de reparatiebankwerkers aan boord verschijnen.
In korte tijd waren cylinderdeksels verwijderd en
kwam het probleem aan de orde, de zuigers, die in
de voeringen waren vastgelopen, uit te nemen. Baas
Kerger maakte zijn onder dergelijke omstandighe
den gebruikelijke opmerking: „Mozes en Aaron
zijn dood en de wonderen zijn de wereld nog niet
uit".
„Wat doen wij nu?"
Na het borgen van de voeringen en het plaatsen
van schoren onder de zuigers werden enige hon-
derd-tons hydraulische pompen naar boord gehaald,
waarmede de zuigers uit de cylinders werden ge
drukt.
De volgende operatie, waarbij de voeringen ter
plaatse van de uitlaatpoorten zonder veel omhaal
met behulp van slijptollen werden uitgeslepen,
heeft menige Fijenoorder koude rillingen bezorgd.
Kort daarna verliet de „Tarakan" de werf om voor
de tweede maal de proeftocht aan te vangen.
Het bevredigende verloop bracht de wat verhitte
gemoederen tot rust en versterkte het onderlinge
vertrouwen.
Het schip, dat in de snelvrachtdienst werd ingelegd
en was ingericht voor het vervoer van pelgrims,
verkreeg grote bekendheid toen het in 1935, 1936
12