De kinderboot
DE
SCHUUR
r
V V
T ekst:
Corrie
Hafkamp-V er slee gen
Illustraties:
Laura G er ding
Bij Jan Dotte in de tuin is de schuur gesloopt. Het
was toch een oud ding, het hing helemaal scheef in
de balken. Het hout was verrot van regen en wind.
Pannen zaten er niet meer op, je kon zo door de
spanten de hemel zien. In het ene raam zat nog een
gebarsten ruit, ondoorzichtig van vuilheid.
En nu heeft Jan Dotte, die een rare is, die schuur
gesloopt met een knots van een bijl en met zijn grote,
sterke handen.
Ries en Jaap en Joske en Marleen, Keeske en Niekie,
Willeke en Wiesje, de spichtige tweeling die nog
altijd niet zindelijk is en dan nog domme Jopie, heb
ben met open monden staan kijken.
Ries, sterk en stoer, handen diep in de zakken, Ries,
de oudste, vooraan. De jongens met warrige kuiven,
de meisjes met spitse neuzen en afzakkousen.
,,Wat ga je doen, Jan Dotte?"
„Afbreken", bromt Jan Dotte, pakt een kreukelig
pakje shag uit zijn hemd en steekt 't Ries toe. „Draai
d'r eens een voor me, luilak."
„Poeh, is niks an", pocht Ries, vanuit zijn ooghoeken
loerend of de anderen wel jaloers genoeg zijn.
„Kan ik ook wel, zo'n kot in mekaar hakken",
schreeuwt Keeske, die thuis zoveel kleine broertjes
en zusjes heeft, dat hij uit gewoonte altijd maar hard
schreeuwt, anders kan hij in de algemene herrie zich
zelf niet verstaan.
Jan Dotte zegt niets. Die hakt en trekt en hijgt. Met
z'n negenen zitten ze op een berg oud hout en kijken.
„Kun je nog best een kar van maken, van die plan
ken", zegt Niekie van de dokter.
„Ach man, daar zak je toch zó door", snibt Marleen.
„Allemaal verrot!"
„Ga je een nieuwe schuur bouwen, Jan Dotte?" fluis
tert Jopie verlegen. Jan Dotte hoort het niet. Die
werkt en rookt zijn shaggie.
Ja, zo ging dat. In één dag is het gebeurd. Met de
grond gelijk en alle afval op een grote hoop.
Toen het klaar was, is Jan Dotte erbij gaan zitten,
heeft het zweet van zijn rode hoofd geveegd en ge
zegd: „Jos, haal mijn mondorgel, in de keuken."
Het was toen al avond geworden. Jos is van kleur
verschoten. Hij durfde niet weigeren. Hij durfde ook
niet naar binnen. Want bij Jan Dotte is 't niet pluis.
Jan Dotte is een rare, die niet werkt en altijd alleen
is, gedichten schrijft. Zijn huis staat stikvol planten,
jawel, en overal hangen houten kooitjes met kanaries,
die de hele dag tegen elkaar in zingen en fluiten.
Jos blijft besluiteloos zitten. Jan Dotte zegt niets meer.
Hij kijkt rustig over de velden, zijn grote handen op
de knieën. Dan staat domme Jopie op, die elke klas
twee keer doet. „Ik zal hem wel even halen." De
tweeling zucht ervan, precies gelijk. Stel je voor dat
't niet doorgegaan was en Jan Dotte kan toch zo
mooi muziek maken. Jopie heeft de mondorgel ge
vonden.
„Alsjeblieft Jan Dotte". Jan Dotte gaat blazen. Zo
maar een liedje, dat nog niet bestaat. Het lijkt een
beetje op het lied van de kanaries. En 't is ook een
beetje droevig, lekker droevig, om bij te dromen
van verre landen, eindeloze wegen, prachtige wolken
en dravende paarden.
Als het uit is, zijn ze allemaal stil. Langzaam is de
zon ondergegaan. In het westen, waar de aarde ein-
27