zetten?" „Nee", schudden twee hoofden in één maat. „Dan gaan we 't leren. Zonder goede vrouwe lijke verzorging kunnen we niet werken." Intussen is Marleen nog gekomen. „Moeten die koffie zetten? Die viesbroeken? Zal ik wel even doen!" „Néébuldert Jan Dotte en Marleen struikelt van schrik over de stoep. „Ik wil geen koffie met nijd, ik wil koffie met geduld en toewijding, begrijp je dat juffertje?" De jongens willen al aan 't joelen gaan, maar een blik van Jan Dotte doet ze zwijgen. Evengoed toch lekker voor die kattekraai Getoeter bij het hek. De spullen! Afladen alsjeblieft. Aanpakken. Doorgeven. Sjouwen. Rechtop. Voor zichtig! Hier neerleggen. Tien planken op elkaar en dan de volgende rij. Ries sjouwt als een beer. Niek heeft een vuurrode kop. En Jopie, trage Jopie, zie die eens werken. De chauf feur en Jan Dotte nemen samen de balken. Er is ook een enorme gereedschapskist. Wel verdraaidZes hamers. Vier schaven. Vier zagen, alle maten. Spij kers en schroeven, een aparte kist vol, wel twaalf soorten van elk. Dat wordt menens! Zoveel hamers zijn niet voor één man. Ze worden niet zo maar aan 't klussen gezet, welnee, ze gaan een pracht van een schuur bouwen. Een model schuur, een schuur zoals in het hele dorp niet bestaat! De tweeling heeft de koffie klaar. Ieder kan in de keuken een beker vol halen. En lekkere koffieO, wonder! Man, dat smaakt. De koffie geurt en daar bovenuit geurt het verse, blanke hout, dat schreeuwt om verwerkt te worden. Zulk nieuw hout, zulke gele planken, die móet je aanraken, betasten met je vin gertoppen Marleen, zonder koffie, zit preciessig op de stoep met uitgespreide rok en petticoat. Ha Werken nu. Nee, niet meteen aan het materiaal. Zo werken verstandige bouwlui niet. Eerst de teke ning erbij. Kijk, dit gaat zo, dat zit zo en hier... zie je Ze kijken. Vragen eens wat. Pas in de middag gaat de bouw beginnen. In het begin gaat het stuntelig, slordig. Maar Jan Dotte ziet alles, wijst waar 't fout gaat en zegt waarom. De tweede dag komt de vaart erin. De vierde dag wordt het plezierig. Wat een gevoel van macht om stijve, lange onwillige planken te dwingen in de pas vorm van de tekening. Ze meten. Zagen. Hameren. Meten weer. Ze schelden en zweten. Ze zijn gelukkig tot in 't merg van hun ledematen. Twee weken lang rollen ze als afgewerkte honden in slaap. Geen tijd voor kattekwaad. Geen verveling, deze vakantie. Ze bouwen een schuur en zijn ervan bezeten. De tweeling reddert in Jan Dotte's huis. Ze zetten koffie of thee, smeren broodjes, nemen stof af, vegen zaagsel weg, geven de planten water, de kanaries voer, verbinden blauwe duimen en ge scheurde nagels en zijn na tien dagen niet onzindelijk meer, want wie eenmaal weet dat ie iets kan, die kan steeds meer! Zie maar naar trage, domme Jopie, die krijgt zelfs kleur op zijn wangen en vaart in handen en voeten. Precies na veertien dagen is de schuur af. De schuur, die geen schuur is, maar een klein ziekenkamertje. Want nu komt de aap uit de mouw. Jan Dotte, de rare, heeft een dochtertje, een invalide meisje dat Marjolein heet. Die komt thuis, na jaren in een zie kenhuis te zijn verpleegd. Die komt, op een rust bed in dat schoon gebouwde ziekenkamertje met de vers geverfde raamkozijnen, de gebeitste vloer, de sneeuwwitte zoldering. De tafel is rood, het hout werk geel en de vloer bruin. Er hangt een pracht van een petroleumlamp. Van Keeske's vader gekregen! Er staat een grote glazen vaas vol rozen, van Niekie's moeder, jawelDe tweeling heeft de vloer geboend tot je er je haren boven kunt kammen. Jaap, Jos en Ries hebben hun zakgeld bij elkaar gelegd en vijf kleine goudvissen gekocht voor het aquarium. Jopie heeft een tekening gemaakt voor aan de wand, een zwart paard in een weiland, prachtig! En dan zal ik je nog eens wat vertellen! Marleen, die al die tijd niet heeft willen meehelpen, maar toch geen dag is weggebleven, Marleen de nuf, heeft op het rustbed haar eigen nieuwe, pas gekregen, mooiste nachtjapon gelegd, eentje van nylon, vol lintjes en strikjes en strookjes en roesjes. En Jan Dotte, die heeft haar zo maar in de wang geknepen en toen hij wou zeggen: „dank je wel Marleen" toen moest hij eerst weer hoesten, want zijn stem was schor. En op de dag dat Marjolein is thuis gekomen in de auto van Niekie's vader, toen vond ze daar zes vrien den en drie vriendinnen klaar staan. En daar was het Jan Dotte, die een rare is, ook om begonnen. Nog voor er een nieuwe week voorbij is, is Marjo lein het stralend middelpunt geworden van de straat. Glunderend ontvangt ze appels, zuurtjes, drop, prui men en bessen en even glunderend geeft ze het alle maal weer weg op een heel klein beetje na. Als je soms ergens in een klein dorp, aan de rand van verre bouwlanden waarop nu het koren golft als een zee, plotseling mondorgel hoort spelen, ga dan maar eens kijken. Dat is Jan Dotte, naast het bed van Marjolein. Waarom zullen we wedden, dat je de an deren ook allemaal vindt? Ries, de stoere. Jaap, de stille. Jos, de goeierd. Kees, de schreeuwerd en Niekie van de dokter? En Willeke en Wiesje, de spichtige tweeling, met een stofdoek in de schortzak en Jopie de trage. En Marleen, in een pracht van een jurk, smetteloos en ongekreukt. Misschien krijg je wel koffie, als je ze vindt en een hand van Jan Dotte, de rare. 29

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1964 | | pagina 31