Onderzeeboot
„Potvis"
dook
in het water
Op dinsdagmorgen 12 januari, om kwart over
elf, ging het 152ste schip, dat sedert 1835 op
onze werven voor de Koninklijke Marine werd
gebouwd, te water. Het was de onderzeeboot
„Potvis", die tevoren werd gedoopt door me
vrouw A. G. J. H. de Jong-Bartels, echtgenote
van Z.E. de minister van defensie.
Nadat mevrouw De Jong de doopformule had
uitgesproken en de laatste beletselen waren weg
genomen, aarzelde het schip héél even, alsof
het weinig zin had de veilige en beschutte loods,
waarin het was gebouwd, te verruilen voor het
onbekende zilte nat. Een krant schreef hierover:
„het schip leek even na te denken: moét dat nou
écht?". Maar terstond vermande het zich en
dook, zoals een echte potvis betaamt, sierlijk in
het open water. De talrijke aanwezigen, onder
wie vele hoge marine-autoriteiten, juichten; op
de rivier floten de schepen; onze Harmonieka
pel blies het volkslied. De „Potvis", evenals
haar reeds in de vaart zijnde zusterschepen
Hr. Ms. „Dolfijn en „Zeehond", gebouwd naar
het ontwerp van ir M. F. Gunning, volgens
een principe, waarvan Nederland de primeur
heeft, was tot een eigen leven gekomen.
Het vierde zusje, de „Tonijn", eveneens op onze
werf in aanbouw, bleef eenzaam achter in de on-
derzeebootloods en keek steels naar het water
daarbuiten, waarin het zélf dit jaar ook een duik
hoopt te kunnen nemen.
De doopster mevrouw De Jong - Bart els, krijgt bij
aankomst op de werf bloemen aangeboden door
mej. Dodemont.
..Het is gelukt!''
De beer Wilton biedt de doopster een geschenk
aan.