DE
PLANT
BELLINE
tekst: Maps Valk
illustraties: Anne Mieke van Ogtrop
Alfred en Agnes uit de stad waren in de zomer
vakantie met hun ouders naar een bungalow in
het bos gegaan.
Het leek wel een sprookjestuin, vond Agnes. Als
ze op het vensterkozijn zat, kon ze met gestrekte
benen aan de takken van een spar raken. En op
een morgen, heel in de vroegte, had ze een konijn
zomaar onder het slaapkamerraam gezien.
En Alfred trok er voor dag en dauw op uit, met
een windbuks, om op gevaarlijke dieren te schie
ten, zei hij. Want er waren wilde zwijnen in het
bos, had de boswachter verteld.
Op een keer was Agnes met Alfred meegegaan.
Wilde zwijnen waren hun net zomin als anders
in het vizier gekomen, maar ze ontdekten de
plant Belline.
Niet ver van hun bungalow, een paar meter van
het smalle voetpad af het bos in, zag Agnes hem,
toen Alfred onder het lopen met zijn windbuks
tegen het hoge gras langs het paadje sloeg. Hij
trof zo, op een haar na, de stam van een spar.
De voet van de boom kwam ineens vrij boven het
diep neerbuigende gras, en een lichtgroene sten
gel, die als een touw om de schors gewonden
was, werd duidelijk zichtbaar. Veel lichter groen
en veel kaler ook dan klimop. Agnes deed meteen
een pas er naar toe. Ze zag dat de lichtgroene
stengel naar omhoog klom met vele vertakkingen
en die vertakkingen kropen weer rond de takken
van de spar met sierlijke wingerdvormige blade
ren en kleine lichtgroene belletjes.
,,Aeh, wat snoezig", riep Agnes.
Ze hield zo'n belletje voorzichtig tussen twee vin
gers. Het was een geschubd bolletje, licht als een
veertje en het voelde aan als papier. Hoe beter ze
de boom bekeek, hoe meer belletjes ze zag. Tot in
de top hingen ze.
Alfred was intussen nieuwsgierig naderbij gekomen.
„Het lijkt wd een kerstboomversiering," zei hij.
Hij streek aandachtig met zijn vingers over de
24