MEIFESTIVAL
Loco-burgemeester H. Sabel van Schiedam decoreert
de heer Rijntalder.
bijzonder belangrijk wanneer men medewerkers heeft,
die zo n lange tijd aan de onderneming zijn verbon
den. Een bedrijf kan beschikken over machines en
werktuigen, maar in de eerste plaats heeft zij men
sen nodig. Mensen, die zich van hun verantwoorde
lijkheid ten opzichte van het bedrijf bewust zijn, om
dat nu eenmaal bedrijven belangrijk zijn in onze
maatschappij. Wanneer men dus lange tijd een be
drijf dient, dan dient men in feite de gemeenschap.
Het heeft daarom H.M. de Koningin behaagd de ju
bilaris te vereren met de bronzen medaille verbonden
aan de Orde van Oranje Nassau, waarmee de heer
Sabel de gouden jubilaris van harte gelukwenst.
Tenslotte dankt de heer Van der Vorm de loco-bur
gemeester voor zijn komst en zijn hartelijke woorden,
waarna met een kopje koffie de feestelijke bijeen
komst wordt besloten. Y n
Enige weken geleden zag ik een televisie-uitzending
waarin de ,,1 Mei-viering" ter sprake kwam. De vie
ring dus van de dag van de arbeid. Men was het niet
meer eens met de wijze waarop deze dag werd ge
vierd. De traditie van het zingen van enkele toepas
selijke liederen gevolgd door toespraken gaat in deze
tijd niet meer op. Men moet van die dag iets feeste
lijks maken, een soort festival.
Dit nu stemde mij tot nadenken. Hebben wij n.l. wel
het recht om het feest van de arbeid te vieren? Zit
hierin niet een merkwaardige tegenstelling? Zijn we
wel echt blij, dat er overal werk is vanwege dat werk
zelf? Men vindt de vijfdaagse werkweek tegenwoor-
dig al te lang en men streeft er naar, hier vier dagen
van te maken. Maar ik vraag mij toch af: hoe zit het
dan met die dag van de arbeid?
Is het bovendien niet zo, dat we met die arbeid vaak
de hand lichten, dat we die verzaken zodra we maar
menen dat iemand ons tekort doet? IGe verkopen on
ze arbeid als een marktartikel, hetgeen er op neer
komt, dat we de arbeid van haar waarde en de mens
van zijn waardigheid ontdoen.
Geen wonder, dat gegrepen wordt naar een festival
met gillende tieners, die ons zelfbedrog kunnen over
schreeuwen, die met hun inhoudloze „songs" de we
zenlijke inhoud van de arbeid zelfs niet kunnen bena
deren. En dat vinden we plezierig, want we willen
niet met onze neus op de feiten worden gedrukt.
Misschien zegt u, dat ik het allemaal verkeerd zie.
Mogelijk! Maar ik ben ook maar een vrouw, die de
dingen om haar heen bekijkt vanuit het spiegeltje in
haar poederdoosEn dat is klein weet uheel era
klein. y p)
5