VAN MEIFESTIVAL TOT POEDERDOOS
In het maartnummer van het Wilton-Fijenoord
Nieuws werd een stukje opgenomen, getiteld „Mei
festival".
Met het releveren van enige indrukken over een te
organiseren Meifestival, wordt aan dit gegeven een
moraliserende beschouwing verbonden omtrent de
waarde van de arbeid op zich zelf en de miskenning
hiervan door de mensen, tevens het verzaken hier
van wanneer we ons te kort gedaan voelen de men
selijke ontwaarding door de arbeid als marktartikel
te verkopen.
De geachte schrijfster is zo welwillend om te ver
onderstellen, dat we misschien zullen zeggen, dat
zij het allemaal verkeerd ziet. Misschien is mijn
conclusie wel zo, maar haar stukje gaf mij het vol
gende in de pen.
Ik wil niet te veel uitweiden over de oorsprong en
betekenis van het Meifeest, maar er toch wel op
wijzen, dat bij het organiseren van het eerste Mei
feest in 1890, o.a. gedemonstreerd werd voor een
achturige arbeidsdag, mede de bedoeling hebbende
aan de „ontmenselijking" van de mens door onbe
perkte arbeidstijden een einde te maken. Menige
Meidemonstratie is door vorige generaties daaraan
dienstbaar gemaakt en wij menen er goed aan te
doen, de waarde van een beperkte arbeidsduur te
waarderen en te verdedigen. Het is dus historisch
beschouwd, geheel niet in strijd met elkaar, het
Meifeest, soms dag van de arbeid genoemd, en het
streven naar een kortere arbeidstijd, ook nu nog. Ik
vermoed, dat het stukje van de schrijfster mede geïn
spireerd is door zekere gebeurtenissen in februari.
Dergelijke gebeurtenissen kan men niet beoordelen
zonder daarbij in ogenschouw te nemen de maat
schappij waarin wij leven en de verhoudingen van
de maatschappelijke groepen onderling in deze
maatschappij, waaruit dikwijls belangentegenstellin
gen voortvloeien. Men kan deze niet met een mora
liserend praatje afdoen. Deze tegenstellingen zijn
dikwijls zeer reëel en de organisaties van werkne
mers zowel als werkgevers vinden daarin mede hun
grond.
Er wordt in het artikel gesproken over arbeid als
marktartikel. Ik ben het er mee eens en vind het
voor de mens onwaardig, dat zijn arbeid als waar
op de markt gewaardeerd wordt. Voor deze maat
schappelijke realiteit kunnen wij echter niet de
ogen sluiten. Niet ten onrechte spreekt men van
de arbeidsmarkt. Deze realiteit brengt mede, bij
stijgende conjunctuur en krappe arbeidsmarkt, een
voortdurende drang op lonen en prijzen naar bo
ven, het ontstaan van koppelbazen, „zwarte lonen"
en het gebruik maken door de bedrijven van de
diensten van deze elementen, en bij dalende con
junctuur - zij die de vooroorlogse crisisjaren bewust
hebben meegemaakt niet onbekend - een dalende
tendens van lonen, prijzen en steunnormen voor
werklozen, dan vormende een „arbeidsreserve".
Ik meen, dat nog steeds de maatschappelijke voor
waarden aanwezig zijn, die mede aanleiding zijn tot
het ontdoen van de waardigheid van de mens.
Of het zo vreemd is, dat men voor oude vormen
en gedachten, in dit geval de Meiviering, nieuwe
tracht te vinden die vooral bij jongeren weerklank
vinden, is nog de vraag. Dat men hierbij de wezen
lijke inhoud van de arbeid te pas moet brengen,
lijkt mij gezocht. Wat wil het eigenlijk zeggen,
erkennen van de wezenlijke inhoud van de arbeid?
Dat arbeid voor de mens nuttig en nodig - en voor
de instandhouding van de gemeenschap noodzake
lijk is, vormt geen punt van discussie. Ik ken echter
veel mensen, ook in ons bedrijf, die in de werk
zaamheden die zij verrichten geen bevrediging
vinden, dikwijls mede door tal van als minder
prettig ervaren vormen van werk en omstandig
heden, waaronder in de scheepsbouw moet worden
gewelkt. Mag ik eraan herinneren, dat ook op
grond hiervan de drang aanwezig is om deze als
ongunstig ervaren arbeid zo kort mogelijk te doen
zijn. Dit betekent echter niet, dat er altijd van ar
beidsonrust sprake is. Men kan zijn arbeid zinvol
achten, zonder er bevrediging in te vinden. Wan
neer het grote groepen betreft vormt dit een pro
bleem en reacties vinden dan uiting op verschei
dene manieren. Natuurlijk willen we wel met onze
neus op de feiten gedrukt worden, we willen ons
zelfs liefst zo weinig mogelijk illusies maken omtrent
de maatschappelijke werkelijkheid waarin we leven
en werken.
Het beeld verkregen door middel van de spiegel
van een poederdoos kan charmant zijn. Deze spie
gel is echter niet toereikend om van maatschap
pelijke problemen een juist beeld te krijgen. Men
moet n.l. een niet te enge spiegel gebruiken. Trou
wens, zo'n spiegel is alleen geschikt om zich zelf
te bekijken. H. de Lange