IN HET JAAR 3000
Het was een koude winteravond.
De wind blies de sneeuw van de
grond en strooide hem weer uit
over de straten. Af en toe flikkerde
een cijfer door de lucht en bewoog
zich langs de glazen muren van de
huizen; dat was de tijdmelding.
Klokken bestonden niet meer; door
stralen werd iedere minuut de tijd
gemeld. In de straten liepen geen
mensen want voor voetgangers was
geen plaats gelaten, alleen een
grote, brede weg waarop verlichte
raketten voortgleden.
De plaats van bestemming stond op
het toestel aangegeven. Voor ieder
huis stond een glazen wachtkamer
waarlangs onophoudelijk en geheel
geruisloos - op luchtkussens - de
raketten passeerden. Wilde iemand
ergens heen, dan hoefde hij alleen
op een knopje te drukken als de
betreffende raket langskwam; deze
bleef dan automatisch staan. Dan
schoof een plaat waarop de passa
gier stond te wachten in de raket.
De raketten bleven natuurlijk niet
in de straat maar stegen buiten de
stad op naar andere steden of pla
neten.
De passagiers hadden tevoren al
hun ruimtepakken aan. Het aan-
en uittrekken van zo'n pak kostte
in het geheel geen moeite meer.
Men hoefde alleen de sluitingen
met een staf - die met infratomaire
energie geladen was - aan te raken
en de dunne metaalschijven scho
ven uiteen. Men stapte er in en het
pak sloot zich vanzelf. Om het
weer uit te trekken volgde men
dezelfde methode.
Maar juist op deze winteravond,
toen in een van de huizen iemand
die net teruggekeerd was van een
maanreis zijn pak uit wilde trek
ken, lukte dat niet. Hoe hij ook
zijn staf tegen de sluitingen hield,
deze bleven dicht. Het vervelende
was, dat hij alleen woonde en dus
praten, die ook een ruimtepak aan
had, anders kon men elkaar niet
verstaan. Dus moest hij weer ze
venhonderdvierendertig verdiepin
gen naar beneden om in een raket
te stappen om zo hulp te vragen.
In een luchtdrukkoker zakte hij
binnen enkele seconden naar bene
niet dadelijk iemand raad kon
vragen.
Overigens was dat niet zo makke
lijk, want je kon alleen met iemand
19