PLEZIER NA HET WERK: DE MUS De laatste jaren neemt het houden en fokken van tropische vogels en kanaries geweldig toe, en het beste bewijs daarvoor is wel, dat het ledental van de grootste organisatie op dat gebied jaarlijks met duizenden toeneemt. Nu is het vaak zo, dat door die exotische vogel- pracht dikwijls datgene, wat mooi en interessant is in de naaste omgeving, niet meer gezien wordt. Het is dan ook een algemeen gezegde, dat waar geen mensen wonen ook geen mussen zijn. Dit is maar al te waar, want geen andere vogel is zo sterk aan de mens gebonden als de mus. Het komt echter maar al te vaak voor, dat vele vogelliefhebbers eigenlijk niet eens weten, dat er meerdere soorten mussen bestaan en dat, behalve de doodgewone huismus (Passer-Domesticus) ook nog een mooie mus voorkomt, n.l. de ringmus (Pas- ser-d-Montanus), en zeer zeldzaam eveneens de rotsmus (Petronia-p-Petronia). Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat de eerstgenoemde minder mooi is. Een kleurbesch rij ving lijkt mij overbodig, want zij zijn overbekend, behalve dan de rotsmus, maar die ken ik ook alleen maar van de beschrijving. Het verschil tussen de huismus en de ringmus is, dat de kop van de ringmus bovenop roodbruin is en van de huismus donkergrijs, terwijl de huismus ook een forse keelvlek heeft (de man tenminste), die bij de ringmus maar heel klein is. Het is echter veel merkwaardiger, dat, terwijl bij de huismus kleur en tekening van man en pop sterk uiteenlopen, bij de ringmus het onderscheid tussen de geslachten haast niet te zien is, want zij zijn in kleur en tekening gelijk. Het is nog vreemder, dat de ringmus bescherming van de vogelwet geniet, terwijl de huismus a.h.w. vogelvrij is, ofschoon beide soorten zaadeters zijn, die in zwermen vaak op graanvelden neerstrijken en daar behoorlijk hun graantje meepikken. In het voorjaar doen zij zich graag tegoed aan jon ge plantjes; dit komt vaak door het vitaminegebrek dat zij 's winters hebben en aldus trachten op te heffen, zij het dan ook tot ergernis van de tuinlie den. In de lectuur is te lezen, dat mussen vaak nog een bepaalde voorkeur hebben om vooral crocussen, liefst gele, uit te roeien; m.i. kan dat echter ook door vochtgebrek komen, want een feit is het, dat, als er in een tuin een drinkbak voor vogels is, de schade aan jonge plantjes vaak belangrijk minder is. Door hun talrijkheid en hun brutaal optreden hou den zij ook veel vogels bij de huizen weg, die an ders vast wel meer in de nabijheid van huizen en mensen zouden broeden. Toch is het de moeite ruimschoots waard om op het doen en laten van die doodgewone huismussen te letten. Een verliefde mannetjesmus maakt zijn vrouwtje het hof door met opgeheven staart en hangende vleugels op en neer te springen. Hij steekt de snavel omhoog en laat zijn zwarte befje zien; daarmee pronkt hij voor het vrouwtje, dat geen zwarte keel heeft. Als zijn gevoelens worden beantwoord, Iaat het vrouwtje ook de vleugels hangen, spert de snavel open en bootst de hongergeluidjes na van een jon ge mus. Niet zelden bereikt zij daarmee, dat de aanbidder haar gaat voeren, en niet lang daarna heeft het paar een nest betrokken, soms op de meest uiteenlopende plaatsen. Bij een van mijn zeldzame bezoeken aan de werf te Schiedam werd mij verzocht mijn brommer te plaat sen op een daarvoor bepaalde plaats in de rijwiel stalling, pl.m. 10 m van de hoofdpoort af; daar vond ik op een lengte van ongeveer 6 m een viertal nesten van mussen, allemaal goed bezet met eieren en jongen (geen mooie mussen). Men behoeft dus echt geen „vogel-lieve-hebber" te zijn om plezier en ontspanning te vinden in het ob serveren van de vele vogels om ons heen. P. C. de Grauw. 48

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1965 | | pagina 50