Een bladluizenlied
Kinderboot
Een bladluiskind ging naar zijn moe
en vroeg heel zachtjes: Moeder, hoe
hoe kómt het toch dat ze nooit zingen
van luizen en van luizenkinderen
Ik hoor zo vaak de mooiste liedjes
van kikkertjes en karekieljes,
over marmotjes of witte muizen,
maar nóóit over luizen!"
,,Mijn kind," zei moeder, „je hebt gelijk
ze zijn ons liever kwijt dan rijk
ze maken versjes bij dozijnen
over de hazen en de konijnen,
over de motten en de mieren
- noem ze maar op - over alle dieren,
maar óns moeten ze altijd verguizen
want wij zijn maar luizen.
Ze kunnen ons missen, maar kan 't je wat schelen?
Ga nou maar fijn in het zonnetje spelen,
haal al je vriendjes maar en je vriendinnen
en als het gaat regenen, kom je maar binnen.
Wat zal je je druk maken om zo'n versje.'
Hier! Kijk eens mijn kind, een luizekersje
en hoor je de wind in de bomen suizen?
Dat is ook voor de luizen!
En zie eens dat stammetje daar van het berkje
en ruik je de roosjes wel, hier in het perkje?
Proef de blaadjes eens van de li gust er heg,
die zijn toch maar fijn voor de luizen, zeg!
De mensen, met hun zure gezichten
maken nu eenmaal geen luizegedichten
en als je me vraagt kind, waarom, waarom?
dan zeg ik je dit: ZE ZIJN TE DOM!
tekst: Cony W. Bossema
illustratie: Anne Mieke van Ogtrop