Brillen vogelt je (zosteropdea) Misschien omdat bij vele mensen de behuizing niet meer van die aard is, dat men goede ruimte heeft voor het houden en fokken van vogels, komt het mij voor, dat op vele exposities, het aantal insecten eters, en vooral de kleinere soorten toenemen. En vooral het brillenvogeltje is erg in trek, waar schijnlijk omdat zij een niet zo grote behuizing nodig hebben, kamertemperatuur verlangen, en zich het meest op hun gemak voelen met alleen een partner om zich heen. Er is momenteel een steeds toenemende vraag naar deze heel kleine exoten, en daarom vraagt men zich af: hoe komt dat? Is het soms de harmonieuze eenheid van dit diertje, of de typische vorm van de kop, de ranke sterke pootjes, de haarachtige bevedering of het naar ver houding grote oog, dat nog meer opvalt omdat het omgeven is door een contrasterende witte ring, waar aan dit minuscule diertje zijn naam te danken heeft. Zij behoren tot de groep der honingeters, en zij bewo nen Afrika ten zuiden van de Sahara, Madagaskar en de Comoro eilanden, India en Ceylon, Birma, ge heel China, Japan, Formosa, Hainan, Malakka, Indi sche archipel, Australië en Nieuw-Guinea. Het meest bekende, en hier ingevoerde is het Ganges Brillenvogeltje (Zosterops-Palpebrosa) er zijn n.l. ongeveer 85 verschillende soorten bekend, die weer onderverdeeld worden in een ongewoon aantal onder soorten. Er wordt wel beweerd dat er 400 variaties zijn. Hun levenswijze doet denken aan die van de mezen; in groepjes of paarsgewijze zijn zij boomdiertjes, die in hun natuurlijke staat zelden op de grond komen. Ze eten voornamelijk kleine insecten, vruchtjes en zaden, maar zien ook kans om uit bloemkelken nectar te halen. Het nest is heel kunstig en napvormig, en bestaat be halve uit fijn gras ook uit dierenhaar. Mij zijn verscheidene liefhebbers bekend, die kans zagen om deze diertjes aan het broeden te krijgen. Er was er o.a. een, die uit de Diergaarde een bos kameelhaar meebracht en dit bij de brillenvogeltjes in de volière gooide. Deze diertjes maakten daarvan dankbaar gebruik alsof zij dit uit hun vaderland herkenden en in een paar dagen hadden zij een prachtig nestje gemaakt waarin het popje haar eitjes legde en trouw ging zitten broeden. Helaas werden de jongen uit dat broedsel maar een week oud, wat er m.i. op wijst dat de oorzaak in het voedsel gezocht moet worden en dat deze diertjes na wat experimenteren met het voedsel dus ook wel te kweken zijn. Volledigheidshalve volgt hier de kleurbeschrijving: de gehele bovenzijde is groengeel, de onderzijde van de vleugels en staart donkerbruin, beginnende bij de kin is de onderzijde helgeel, bij de stuit overgaande naar vuilwit. De ogen zijn geelbruin met helderwitte rand van kleine veertjes er om heen, afgezet met wat zwart. De snavel zwartachtig grijs, blauwgrijs van onderen en de pootjes flets loodkleurig. De brillenvogeltjes eten appel, peer, banaan, waarvan zij de schillen en pitten achterlaten, aardbeien en bra men af en toe, maar liever nog de hiervan gemaakte jam, verder insecten of universeelvoer, eventueel wat rul gemaakt met water en honing. Over het algemeen moet men rekenen, dat deze dier tjes in de natuur een moeilijk bestaan hebben, met perioden van hongerlijden. Het gevolg kan zijn dat zij in de volière spoedig overvoerd worden, met als gevolg vetzucht, luste loosheid en tenslotte de dood. Gezonde vogels zijn actief en slank met een helder glanzend oog. De prijs van aanschaffing is naar verhouding tot an dere vogels niet zo hoog. En als u zo als velen van ons, woont in een beton blok met als stukje surrogaat natuur een gemeen schappelijke tuin, dan kunnen deze vogeltjes in een kamervolière, smaakvol ingericht met wat planten, mos, een stukje kurkschors en wat takken u nog veel gemis vergoeden. P. C. DE GRAUW mmÊt 16

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1965 | | pagina 18