Vogelvlucht
om fff)
I"„ „JliiA». «•JlUllt'
Vandaag vloog ik naar Amsterdam.
Ik wist niet wat me overkwam.
Voor duiven is de stad zó fijn,
Er is een heel groot duivenplein.
En ben je moe van 't graantjes rapen,
Dan ga je op 't paleis wat slapen.
Eerst woonde ik in een duivenhok.
Een jongen zwaaide met een stok.
Dan moest je vliegen met elkaar,
Dat 's niks voor mij, ik vond het naar.
En was je net een poosje buiten,
Begon dat joch alweer te fluiten.
We moesten dan weer naar de til.
Tot 'k dacht: als ik nu eens niet wil?
Dat was vandaag ik vloog en vloog,
Steeds maar rechtuit en griez'lig hoog.
Die jongen moest maar even wachten.
Ik zag al torens, bruggen, grachten.
Nu ben 'k een duifje van de Dam.
De mensen zijn hier aardig tam.
Ze hebben lekkers in hun mand,
En je mag eten uit hun hand.
'k Wil niet meer weg bij dit paleisje:
't Is hier een Duivenparadijsje.
Jan van Hof ten