Lo Giphart
werd
65 jaar
Een leek siet wf
Een wanhopige wilg
Zijn naam had ik al tientallen keren gehoord, zien
deed ik hem nu voor de eerste keer. Hij zat met
de hand achter het linkeroor en na een paar uur
zou ik bemerken, dat dit zijn karakteristieke hou
ding is. „Waar geboren?herhaalde hij de vraag.
„Op Voorne. Daar ben ik met zes paarden uit de
klei getrokken. Waarom zes paarden?
Er hing een Rotterdammer aan m'n voeten".
Kijk, en hiermee heeft hij zichzelf meteen voor
gesteld, want wie kan het anders zijn dan Leonard
Giphart, tegen wie iedereen altijd Lo zegt.
Lo Giphart, de man die sinds een jaar of twintig
in dit blad zijn gedichten kwijtraakt. Gedichten,
die hij nooit met zijn naam voluit ondertekende.
„Weineen zei hij, „ik vond die G. meer dan
voldoende."
Beetje gejaagd
Dat is hem dus, dacht ik en bekeek de man in de
stoel aan de andere kant van die gloednieuwe
Vlaardingse kamer. Dat is hem dus, die meneer
Giphart van de gedichten. Hij heeft het naar
mager neigende en dat beetje nerveuse, dat alle
mensen kenmerkt die hun gedachten op papier
zetten, om anderen mee te laten lezen. Hij zit
niet lang stil. Eens in de vier minuten legt hij
zijn benen naar de andere kant over elkaar, staat
hij op, pakt iets uit een boekenkast of van de tafel.
Bewegelijk, een beetje gejaagd, een man die vol
zit met laat ik het noemen „boodschappen"
die hij wil meedelen, maar die hij voor het grootste
deel opzout, bij zich houdt en niet zegt. Een naar
binnen gekeerd mens. Een man die veel denkt.
Over gras en bloemen, over zon en de zin van het
leven. En omdat hij weet dat hij dit doet, maakt hij
grapjes, drijft de spot met zichzelf („Die G. onder
die gedichtjes betekent Gek"), omdat niemand voor
een denker of zwaar op de hand versleten wil wor
den.
In de palmen
Daar staat hij dan, Lo Giphart en ik vroeg hem
hoe oud hij nu precies was. „Vandaag 65 jaar",
grinnikte hij. De kalender wees 2 juli. Hij had
De heer L. Giphart, die dezer dagen de W.F.-
dienst met pensioen verliet, was jarenlang een
zeer actief lid van onze redactie-commissie.
Diens vertrek gaf onze medewerker de heer
P. W. Russel aanleiding in zijn rubriek „Een
leek ziet W.Fditmaal een praatje te gaan
maken met de man, van wiens hand zovele bij
dragen in het W,F.-nieuws zijn verschenen.
niet tevoren gezegd: Ja, kom maar, ik ben die dag
juist jarig. Weineen, hij vond het veel te mooi
om dit als verrassing te gebruiken.
„Mijn moeder werd 101 en drie maanden en me
neer Bart zei me eens: Giphart, als jij honderd
wordt ga je in de palmen", lachte hij. „Ik woon
nu een half jaar in dit huis, na vijf en dertig jaar
in de vorige woning te hebben gezeten. Ik be
gin nu dus aan de tweede vijf en dertig jaar".
Ja, ja, lekker luchtig over alles heenstappen, dat
probeert de heer Giphart wel, maar ik wilde hem
naar de feiten hebben, naar de W.F.-feiten, mag
ik wel zeggen.
„Goed gaf hij toe, bereid om data te noemen.
„Ik was zeven en twintig jaar toen ik bij Wilton-
Fijenoord kwam. Een week zat ik bij de bewakings
dienst daarna op kantoor. Bij de tariefafdeling en
dat werd later de bedrijfsboekhouding. Tot I960
heb ik er gewerkt".
Veel veranderd
Al die jaren heeft Lo Giphart met getallen ge
stoeid. „Tot 's nachts toe", zei hij, „want ik droom
de er soms van. Je had geen knopje aan je hoofd
om de getallen weg te draaien. Jammer".
Ineens was hij er weer, op zijn tariefafdeling. „Ja,
wat hadden we veel te maken met het zogenaamde
aangenomen werk. Weet u, dat kan stukwerk zijn,
maar ook de voorsteven van een schip. We reken
den uit hoeveel er overgehouden was en dat moest
weer per man verdeeld worden. Sociale zaken zat
achter ons en zorgde er voor, dat het weer in de
loonzakjes terecht kwam".
Na de oorlog? „Ja, na de oorlog is er veel ver
anderd en het tarief werd onderdeel van het loon.
We kregen die grote loonsverhogingen en de per
centages veranderden natuurlijk helemaal. Wat heb
ben we gerekend. Eerst met de hand, later met
machines".
Was het saai? „Saai? Neen, nooit. Ik heb het altijd