met grote belangstelling en spanning gedaan". Met de nauwkeurigheid van een tandarts? „Een tandarts? Die trekt maar raak. Maar als u bedoelt n tandarts die iets repareert, ja, net zo nauwkeurig". Het eerste Zeg meneer Giphart, wanneer begon die mede werking van u aan het W.F.-Nieuws? „Dat was inne 19...". „Dat is al bijna twintig jaar", viel mevrouw Lena Giphart-de Bruin hem bij. „Ja, es kijken", ging Lo Giphart door, „30 oktober 1947 stond mijn eerste gedicht in de krant". Hij praatte niet over het W.F.-Nieuws, hij had het over „de krant". „Over de vakantie ging het, dat weet ik nog Meneer Giphart, zoek het eens op. De jarige snuffelde in een serie mappen en jawel, daar kwam hij met het papier op tafel. Het was op 19 september 1947 dat hij zijn eerste gedicht maak te, dat in W.F.-Nieuws zou worden afgedrukt. Ik legde mijn hand snel op het papier; zo, dat was binnen om het hier te kunnen aanhalen. Vakantie 'k Heb vrij geleefd, tussen de zon en 't water En 't groeien van de nieuwe dag Met wijd geopend oog bewonderd, Toen ik de vuurbal in het oosten zag. Maar niet alleen een weldaad voor de zinnen Was 't komen van 't ontzaglijk licht, Ik werd voor mijn gevoel herboren Tot vrije mens, zonder één daagse plicht. De dagen kwamen en zij gingen sneller Naarmate 't toegemeten deel Vergleed in 't niet. Maar levend Blijft nu bij de daagse zorgen véél. AI is het er maar één Langzaam las hij het zelf hardop en peinsde dan: „Ja, ik mag daarvoor wat proza hebben geschreven, maar dit was het eerste gedicht -En wanneer stond uw laatste in de krant? „In mei van dit jaar", wist de jarige direct. Hoeveel gedichten heeft u gemaakt, tussen die twee data in „Ik maakte er zo n honderd die gepubli ceerd zijn. Dat is niet zoveel. Ik heb er nog vijftig die nooit gepubliceerd werden. Er tussendoor kwa men de gelegenheidsgedichten en er zijn er ook, waar ik aan begon maar die ik nooit afmaakte en nimmer uittypte". Zeg meneer Giphart, waarom bent u gaan dichten? Had u iets te zeggen? „Ik hoop het", was het ant woord van Lo Giphart. „Ik hoop het, want ik ben oh zo bang om iets te zeggen. Dit is het werk van een rijmelaar. Maar ik voel me gelukkig wanneer maar drie mensen zeggen, dat ze iets met genoegen hebben gelezen. Al is het er maar één geweest, dan heeft je gedicht al zin gehad, heeft eens iemand me gezegd". Het was duidelijk: het gesprek ging hem teveel de ernstige kant op en ineens zei hij: „Ik heb drie maanden in het ziekenhuis plat gelegen. Ik zei: dat wordt niks. Ik krijg hier van dat liggen geen plat voeten, maar een platte borst en ik ga plat praten. Maar het heeft me goed gedaan, da's zeker". Klopte precies Ik keek naar buiten en zag de jeugdig aangelegde tuin, met bloemetjes en kersverse perkjes en heel j°nê groen gras. „Ja, dat deed ik, maar mijn lief hebberij is beslist niet tuinieren", vond de heer Giphart. „Mijn benen, hè, die willen niet zoals ik wil. Als ik het gras knip, gaat het op de knieën". De grootvader van vijf kleinkinderen is al een tijd bezig aan een groot dichtwerk. „De barre tocht, zo zal het heten", zei hij. „Het behandelt de tijd van het paradijs tot aan het einde". Links en rechts foto s. „Ik heb vier kinderen", zei de heer Giphart. „Jo, die 38 is en die bij Wil- ton-Fijenoord werkt op kantoor, Leo van 35, die is rijksloods en de tweeling Els en Marius. Ze zijn 23 jaar. Els is getrouwd en heet mevrouw Van Delden en Marius studeert in Leiden". De laatste keer bij W.F. „Dat was op 4 juni toen heb ik de pensioenacte getekend. En vandaag, op mijn verjaardag, kreeg ik voor het eerst mijn A.O.W. Het klopte precies, want ik had het te voren al uitgerekend". „Ben jezelf" Op tafel lag het dikke „Reisboek voor Neder land verjaardagscadeau van zijn vrouw, want Lo Giphart is gek op zwerven door zijn vaderland. Schaken, ja, doet hij ook graag. „Laat ik hier een buurman hebben gevonden die ook schaakt", zei hij. „Maar ik win steeds van hem' Een leven vol ge tallen, gedichten, schaken en zwerven. Nog meer, meneer Giphart. „Ja, ook een hobby van me is: verf wegkladderen zei hij, stond op en nam een paar doeken van de muur. Ik had de schilderijen al eerder zitten bekijken. Goede schilderijen, doeken met sfeer, met warmte, gemaakt door een mens die van de na tuur hield. Maar ik wist natuurlijk op geen stukken na, dat ze door de bewoner van het huis zelf waren ge maakt en zijn „verf wegkladderen" klonk wel wat al te bescheiden. „Ik schilderde eens een boom en er is maar een mens geweest die het goed raadde zei de man die nu definitief afscheid neemt van W.F. en van de krant. „Dat is een wanhopige wilg, een eenzame wilg, dat ben je zelf, zei hij". p. w. Russel 3

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1965 | | pagina 5