w
go J p /a
De regen ruist
uit een grijze lucht;
hij spint de wereld
vol fijn gerucht,
hij zingt héél zacht
in een stille tuin
daar zijn de blaadjes
al geel en bruin.
hij neuriet maar wat
in een rozestruik
die draagt nog één roosje
verwaaid in z'n pruik
hij zingt er z'n liedjes
en ruist op het grint
o, sluit nu je ramen,
de herfst begint!
C. Wilkeshuis
d&i