Uit de tijd van Rembrandt DR A. C. J. DE VRANKRIJKER u Het is lastig om je een straat voor te stellen, die heel anders is, dan je gewend bent. Een straat zonder trams, zonder auto's, zonder fietsen, zonder asfalt, zonder tegeltrottoirs. Nog moeilijker om je een straat in een stad te denken bij avond zonder lantaarns en zonder winkelramen, die volop verlicht zijn. Je zoudt zo'n straat maar gek en primitief vinden. Rembrandt vond dit niet zo. Hij kende niet anders en kon zich een weg bij avond alleen voorstellen als donker en met hoog stens op de hoeken een kaarslan taarn. Olielampen langs de weg heeft hij niet gekend, want deze werden pas in zijn sterfjaar, 1669, geprobeerd. De straat, die Rembrandt overdag zag, was wel levendig door het ver keer. Hij woonde immers in een grote stad. Daar waren de meeste wegen verhard met keien, wel hob belig (om je tong af te bijten, als je er in een wagen zonder veren over heen reed), maar tenminste niet mul en modderig, zoals in de dorpen. GEVELS In de straten stonden huizen met gevels, die je in onze oude steden nóg heel veel kunt zien. Je weet wel: trapgevels en halsgevels. Kijk maar eens langs de grachten van Amster dam, Leiden of Delft, of waar je ook maar wilt. Je zult aan die grachten ook wel zeer deftige huizen vinden, die boven niet min of meer spits toelopen, maar een recht door gaande kroonlijst hebben. Deze be horen tot een stijl, die tijdens de laatste levensjaren van Rembrandt doordrong en vooral na zijn dood werd toegepast. Vele van die huizen werden uit grauwe natuursteen ge bouwd, niet van de heldere bak steen, die men tevoren bijna uitslui tend gebruikte. SLEETJES Als je goed kijkt, kun je in de oude steden dus nog heel wat zien, dat nog juist is, als in de tijd van onze grootste schilders. Maar dan moet je een beetje je verbeelding laten wer ken. Je moet de auto's vervangen door wagens met paarden en door sleetjes. Ja werkelijk door sleetjes, ook als er geen sneeuw lagHet was namelijk zo, dat de straten te druk werden, toen de Nederlanders in de Gouden Eeuw een grote welvaart genoten en de rijkeren zich rijtuigen aanschaften. De vrachtwagens en de karossen van de rijke mensen ver stopten de smalle straten en deden de huizen te veel schudden (want de wielen bonkten op de keien). Toen kwamen vele stadsbesturen op de gedachte om van de bezitters der luxe wagens belasting te gaan hef fen. Door die flink hoog te maken dwongen zij vele mensen om hun wagen weg te doen. Als dit niet ge noeg hielp, werd het gebruik van wagens zelfs geheel verboden. Ook de huurwagens (de taxi's van tegen woordig) verdwenen van de straten. Vandaar de wagens zonder wielen, de sleetjes, die buiten belasting en verbod vielen. Zo'n sleetje was gewoon een koetsje zonder wielen, dat over de keien voortgleed. De koetsier liep er naast en had een touw in zijn hand, waar aan een vette lap bungelde. Dat vet te vod mikte hij beurtelings onder elk der twee ijzers van de slee, die dan weer „gesmeerd liep". FLEURIGE KLEDING Je moet natuurlijk ook de fietsers wegdenken en ieder, die niet met „de wagen" door de stad ging, laten lo pen. Denk je hierbij de vrouwen in jak en rok en de mannen in kleurig wambuis, kniebroek, lange kousen en lage schoenen met gesp. Je kunt op de „Nachtwacht" zien, hoe fleu rig beeld de mannen konden geven. Denk intussen niet, dat alle mannen zo gezellig gekleed gingen. De bui tenman was degelijk en hij koos stemmige donkere stoffen. Ook de man, die zich deftig wou voordoen, koos donker paars of zelfs zwart: de dokter bijv., en ook de man met een verantwoordelijk ambt (kijk maar eens naar de „Staal meesters"). Zulke mannen zagen er waardig uit, maar toch niet begrafenisachtig, want zij droegen een witte kraag om de hals, waardoor het sombere van hun kledij gebroken werd. Wat nu gek lijkt, is dat alle mannen een hoed op hadden, en nog wel een met een heel brede rand. Die hoed hielden zij in huis meestal ook op. Dat was vanwege de tocht. Bedenk wel, dat men toen geen afgesloten kachels kende, alleen open haarden, die altijd lucht uit de kamer de schoorsteen inzogen, als zij goed werkten, en naar beneden bliezen, als de wind er in sloeg. MET DE DEUR IN HUIS Je moet je verbeelding nog verder laten werken, want heel veel oude huizen, die je nu ziet, zijn lelijk toegetakeld. Als nu de huisdeur openstaat, kijk je in de gang van de woning. Vroeger viel je letterlijk met de deur naar binnen. Je kwam 22

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1965 | | pagina 24