De reiger die trek had in krabhevlees geweldig grote organisatie van werkers die zich bezig hielden met het edele beroep van zijdekweker. En pas na heel veel jaren, terwijl zware straffen de oneerlijke lieden bedreigden, kreeg helaas, tijdens het verlovingsfeest van de oudste prinses, een sluwe kerel de kans en stal enige cocons. Maar sterk en eeuwenoud was de Chinese muur die mongoolse rovers en andere onverlaten tegenhield. Toch lukte het Justinianus, een aantal monniken een hoeveelheid eitjes te laten smokkelen. En zo kwam het geheim van de zijderupsen eindelijk in Byzan tium en groeide daar tot een machtige zijde-in dustrie. En toen het geheim toch eenmaal was uitgelekt werden er ook moerbeibomen in Griekenland ge kweekt. En nu nog heet de oude stad Peleponnesos naar de moerbeiboom: Morea. Karei de Grote kreeg de geheimen van de zijdeteelt van Arabieren en bracht ze naar Spanje. En tijdens de kruistochten trok de Doge van Venetië naar Byzantium, terwijl de prins van Anjou de Venetiaanse zijdeteelt over bracht naar Zuid-Frankrijk. En zo zie je dat een geheim nooit verborgen kan blijven. De zijderups legt 300 - 300 eitjes. Haar leven duurt maar enkele weken. (Vrij vertaald uit de Pantsjatantra) Een oude reiger begon het zwaar te vallen om zijn dagelijks voedsel te bemachtigen, want de dartele visjes lieten zich niet zo gemakkelijk verschalken. Daarom zei hij op zekere dag tot de vele vissen, die in een nabije vijver zaten: „Ik heb gehoord dat vissers van plan zijn grote netten uit te werpen. Als dat gebeurt zal het spoedig met jullie gedaan zijn, want je zult bij massa's tegelijk in die netten gevangen worden. Ik heb medelijden met jullie en stel voor je allemaal naar een groot meer te brengen, hier ver vandaan. Dan heb je van die vissers niets meer te vrezen". De vissen waren de vogel erg dankbaar voor zijn aanbod en maakten het hem al heel gemakkelijk vissen bemachtigen, want ze kropen vrijwillig in zijn lange snavel, om zogenaamd naar dat meer gebracht te worden. De reiger bracht echter dagelijks wat vissen naar een rots, waar hij ze oppeuzelde. Op zekere dag kwam ook een krab de reiger verzoeken hem naar dat meer te willen brengen. Zijn verzoek werd natuurlijk ingewilligd en toen zij op de rots waren aangekomen, be merkte de krab al gauw dat de reiger ook hem wilde ver orberen. Snel schoot hij echter uit de snavel van de reiger toen diens greep even iets minder krachtig werd. Hij sloeg zijn scherpe scharen om de hals van zijn belager. Tevergeefs trachtte de vogel weer los te komen. De scharen drongen al dieper en dieper in zijn nek, totdat zijn kop van zijn romp gescheiden werd. De krab slaagde er met veel moeite in met die kop de vijver te bereiken. Daar vertelde hij de vissen hoe treurig het met hun kamera den afgelopen was en liet de kop van de reiger zien, als be wijs dat zij niets meer van die bedrieger te vrezen hadden. J. FRANSE 23

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1965 | | pagina 25