HET VISITEKAARTJE Een leek %iet usf Half oktober 1965: Nederland duikt weer zoals elk jaar het grijze tijdperk in. Brandende koplampen van auto's overdag, busdiensten die weinig meer te maken hebben met tijdschema's, vliegvelden waar geen toestel kan landen, ponten in Zeeland die stilliggen en tienduizenden mannen die 's ochtends voor hun deur hun autoruiten staan droog te dwei len. Zo'n dag dus, in oktober, in het Schiedamse W.F.-dorp, vlakbij dok vier: het huisje van de wal kapitein. „Het hok", zeggen ze daar in de buurt. Potdicht „Als je 's avonds naar bed gaat kijk je naar de lucht", zegt walkapitein H. S. Teerling. „Het zat er dik in: mist. Dan lig je de volgende ochtend te gen vijven toch al te draaien en één blik naar bui ten vertelt alles. Potdicht, dus naar de werf". Half zes begonnen ze die dinsdagochtend. Er moest een Noor verhaald worden, de „Orkanger". Van ligplaats 24 naar ligplaats 31. Zo'n duizend meter, slordig geschat. Wat is daarvoor nodig, meneer Teerling. „Wel, daarvoor bestellen we vijf sleepboten, een verhaalploeg van tien man, een loods met draag bare zender voor contact met de sleepboten en de radarpost, een kraanmachinist om de loopplank weg te halen, mensen voor het verwijderen van de luchtslangen en de kabels, de brandweer, de lasaf- deling - laat ik kort zijn: rond vijf en vijftig man en dan reken ik de scheepsbemanning niet mee". Vierhonderd Het is muisgrijs in West-Nederland. „Het zicht was vijftien tot vijf en twintig meter", zegt commodore J. Vet, veertig jaar bij Wilton en de oudste van de sleepbootkapiteins, „J. Vet, jawel, de J. van Jan, korter kan niet". De ogen stonden op steeltjes, de attentie van elke man was opgevoerd tot het maximum, er werd wei- nig gesproken en de „Orkanger" kwam op lig plaats 31, zonder mankeren. „Daarna hadden we in Rotterdam twee schepen te verhalen, maar om negen uur werd alles afbesteld", constateert walkapitein Teerling nuchter. En verder rustig dus, die dag, vanwege de mist? Commodore Jan Vet, de oudste van de sleepbootkapiteinsin zijn hut. Vergeet u het maar. In dat kantoor bij dok vier, waar de heer Teerlings en de assistent-walkapitein M. de Klerk (ook al veertig W.F.-jaren) huizen, kwamen die dag meer dan vierhonderd telefoontjes! „Het hok" is een zenuwcentrum voor alle scheeps- bewegingen. Ik heb er een tijdje bijgezeten. U moet die meneer Teerling eens horen telefoneren. Met een stem als had hij een ingebouwde versterker en daar moet de heer De Klerk aan dat andere toestel dan tegenin, hetgeen hem bijzonder wel lukt! De heren roepen over verhalen en uitgaan, binnenko men en op stroom liggen door die telefoons en in tussen staat het derde toestel te bellen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1965 | | pagina 3