1 k J'--1 Bij zacht weer vliegen de vroe ge vlinders: citroenvlinders, at- lanta en kleine vos. Toen wij schaatsten zaten deze vlinders op een vorstvrij plekje weggedoken om te overwinteren. Hier en daar zien de velden licht violet van de pinksterbloemen en onder de heesters die juist onder blad ko men, staan de gele bloempjes van het speenkruid. Zo'n bloempje is mooi om te te kenen. Op school hoor je wel eens over de knolletjes die het speenkruid in de bladoksels maakt. Als je in het duingebied loopt, zie je mis schien wel de stengelloze primula in bloei. De planten staan in de schaduw van oude bomen. In tui nen en parken prijken de rose boeketten van amandel, kers en pruim en de donkerrode ribes. Van de bloeiende heesters kun je beter geen takken afsnijden ook al zou het mogen van de eigenaar. Want de bloemen vallen bij het geringste al uit. Wat de vogels betreft heb je na tuurlijk gemerkt dat er overal jonge mussen en spreeuwen zijn. Ze vragen voedsel met trillende vleugels. Waar veel kreupelhout groeit hoor je de koekoek die juist van zijn winterverblijf in het zuiden is gekomen en dan vraag je mis schien ook wel net als de dichter Guido Gezelle: „Waar zit die heldere zanger die ik horen kan en zelden zien". Het is niet de zanglijster die graag op een hoge uitkijkpost voor de hele buurt zingt, waar deze dich ter van sprak, maar de nachte gaal, een mooi bruin en grijs vo geltje, dat heus niet schuw is maar bij voorkeur in dicht stru weel woont en in deze dagen bij volle zon en in avond- en och- tendschemer onvermoeid zingt. 32

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1966 | | pagina 34