Woltjer de bijzonder gunstige ligging van ons
land, waardoor wij mede tot grote welstand ge
raakten en vele rijke cultuurgoederen binnen ons
bereik kwamen. Hij memoreerde in dit verband
ook de enorme minerale rijkdommen, die land
en zeebodem ons in het jongste verleden hebben
toegezegd, en wees eveneens op ons maatschappe
lijk stelsel, op de industrialisatie, op onze groei
naar grotere eenheden en wijder verband, zowel
binnen als langzamerhand ook ver buiten onze
landsgrenzen. Daar hierbij, naast initiatieven van
ondernemerszijde, ook de overheid een belangrijke
rol speelt, mag een goede samenwerking tussen de
overheid enerzijds en de industrie en het bedrijfsle
ven anderzijds niet ontbreken.
Hierna vervolgde de heer Woltjer:
„In zo'n wijd aspect gesproken, lijkt het detaillis
tisch de Nederlandse scheepsbouwwerven en dan on
vermijdelijk zijdelings ook de Nederlandse scheep
vaart ter sprake te brengen, wat ik toch wil doen,
ondanks het feit, dat er lieden zijn, die het be
lang van die „oude vakken" voor de economie van
ons land lijken te onderschatten. Het zal u bekend
zijn, dat de Nederlandse werven wel betere tijden
gekend hebben; ook slechtere, moet ik daaraan on
middellijk toevoegen; waarmee dus nog weinig is
gezegd. Het mag ook bekend worden veronder
steld, dat een paritaire commissie, gevormd door
de gezamenlijke Nederlandse werven en aanver
wante ondernemingstakken enerzijds, en de over
heid anderzijds, onder voorzitterschap van de heer
Keyzer, oud-Staatssecretaris van het Ministerie van
Verkeer en Waterstaat, een onderzoek instelt naar het
wel en wee van de Nederlandse werven, met het
doel na te gaan of het „wee" kan worden beperkt
en het „wel" weer kan toenemen. Natuurlijk ko
men daar belangrijke vragen aan de orde, zoals:
stelt Nederland prijs op een scheepsbouwindustrie;
zo ja, heeft die industrie uitzicht op een natuurlijk
voortbestaan, en als dat niét het geval mocht zijn,
moeten er dan bijzondere rechten of zelfs subsidies
worden gegeven; enz.
Wij hier bij Wilton-Fijenoord zijn overtuigde te
genstanders van subsidies, maar wij zijn ook hart
grondige voorstanders van een eerlijke concurren
tiepositie. Het moet niet zó zijn, dat Nederland één
van de weinige plekken op de wereld is, waar de
overheid in vergelijking met andere landen het
meest discriminerend optreedt.
Ik meen, dat het gepast is, het oordeel en de aan
bevelingen van de Commissie-Keyzer af te wachten
en het spijt mij, dat tussentijds hoge regerings
autoriteiten zich dusdanig uitlaten, dat o.a. de pers
daarin aanleiding kon vinden om weinig opbouwen
de informaties over het Nederlandse werfbedrijf
daaruit te distilleren."
Geen pessimisme.
„Intussen behoeven de Nederlandse werven niet bij
de pakken neer te zitten en zij doen dit ook niet.
Vele nieuwe aktiviteiten worden met succes onder
nomen en ook vindt op het oorspronkelijke vak
terrein een intensieve wijze van aanpassing aan de
gewijzigde omstandigheden plaats, o.a. door veel
nauwere samenwerking dan vroeger voor mogelijk
werd gehouden. Dit slaat niet alleen op de werven
onderling, die daartoe in sommige gevallen door
de reders zijn aangemoedigd, maar ook op kon
takten met de rederij wereld zelve.
Zo mag ik dan terugkomen bij de rederij, die ons
de opdracht tot de bouw van de „Diadema" verstrekte.
Van deze gelegenheid wil ik gaarne gebruik maken
om te gewagen van het goede kontakt, dat wij met
Shell Tankers mogen onderhouden. Het is een kon-
takt, dat van beide zijden over meer generaties is
opgebouwd en zich steeds heeft gericht op het ver
krijgen van betere schepen. Dat geldt zeker ook
voor de „Diadema" en brengt mij er toe al diege
nen, die door ijver en toewijding een bijdrage heb
ben geleverd aan de totstandkoming van het ont
werp en de bouw, zover als deze nu is, voor het
voetlicht te brengen. Dat zijn er velen: van de zijde
van de rederij, van de vele instanties die bij de
bouw een onmisbare rol spelen, en zeker niet als
minste de vele medewerkers van de werf. Het is
deze groep van mensen die het schip in werkelijk
heid tot stand brengt en zij mogen hier wel dege
lijk met een woord van grote waardering worden
genoemd."
Zich tenslotte nogmaals richtend tot de doopster
van het schip, om haar te bedanken voor de be
langrijke rol, die zij op zo charmante wijze had ge
speeld bij de feestelijkheid van deze dag, bood de
heer Woltjer mevrouw Wijckerheld Bisdom een
fraai geschenk aan, als blijvende herinnering aan
het aandeel, dat zij had in het voor de eerste maal
in beweging zetten van de „Diadema".
Doopster bedankt.
Mevrouw Wijckerheld Bisdom bedankte in een
vlotte en sympathieke speech allereerst voor de ver
erende uitnodiging, die zij mocht ontvangen, om
het „doopmoederschap" van de „Diadema" op zich
te nemen. Zij had dit gaarne en met vreugde gedaan.
Ook voor het haar aangeboden geschenk - „ik zal
het stellig dikwijls dragen" - sprak zij haar grote
erkentelijkheid uit. Nadat mevr. Wijckerheld Bisdom
5