.Mezen Plezier na het werk Het is net of in de koude maanden van het jaar meer mezen in ons land voorkomen dan in de zo mermaanden. Dat komt waarschijnlijk door het feit, dat zij 's zomers minder opvallen tussen het groen dan 's winters op de kale takken. Maar, in ieder geval staan de meest bekende soor ten van deze uitgebreide familie bekend als stand vogels. Van deze familie maken vooral deel uit: de Pimpelmees (parus Caruleus L) en de Kool mees. Deze kleine bosbewoners, die zich hoofdzakelijk voeden met larven en insecten, zoeken als het voedsel schaars is graag de omgeving van de mens op en ze zijn dan geregeld klanten op voederta fels en dergelijke. Ieder die de moeite wil nemen om wat olienoten aan een draad te rijgen, of een stuk spekzwoerd op te hangen op het balcon of in de tuin, zal deze aardige vogeltjes beslist te zien krijgen. Vooral de koolmees, die iets kleiner is dan de mus, is vrij algemeen. De kleur is overwegend groen. Maar hij heeft een gitzwarte kop met aan beide zijden een driehoekige witte wangvlek. Het zwart loopt als een bef op de borst door. Het wordt steeds smal ler om tenslotte als een dun zwart streepje op de zwavelgele buik uit te lopen. De wangvlek is een kenmerk van de mezenfamilie. Zo'n vlek hebben ze bijna allemaal. Ook de Pim pelmees, die aanmerkelijk kleiner is dan de Kool mees. Hij heeft een prachtig lichtblauw kopje met een iets donkerder kraag om de hals. Vanaf de snavel loopt een dun zwart streepje over het oog. Zij zijn veel makker dan zaadeters. Ik denk dat dit komt doordat als in een bos zich een dier of iets anders door de struiken beweegt, er zwermen in secten opvliegen. Daar komen mezen en roodbors- ten instinktief op af. Beweging betekent voor hen: voedsel Zij hoeven niet op de grond te komen. Dat is ook veiliger in verband met ontsnappen. Daarom moet men ook spekzwoerd en olienoten boven de grond ophangen. Deze vogelsoort geniet een extra bescherming door de Vogelwet. De vangst van mezen is ver boden. Sommige wetsovertreders dachten, dat men wel één of twee van deze dieren in een volière kon houden. Maar tot hun spijt moesten zij ervaren, dat bijvoorbeeld de Koolmees in gevangenschap zeer agressief kan zijn. Hij hakt met zijn priem- vormige snavel even makkelijk de schedels van zijn medevolièrebewoners open als dat hij beukenootjes openbreekt. En zit er een soortgenoot bij, dan is meestal binnen een uur één van de twee dood, eenvoudig afgemaakt door zijn familielid. Met het Pimpeltje wil het soms wel eens lukken in gevangenschap. Vooral als het in het begin wat brood in melk geweekt krijgt met af en toe een wormpje. Het is dan snel mak. Maar in de kooi blijft het dan altijd nog een zie lige verschijning. Door het ontbreken van de no dige beweging en het juiste voedsel heeft het mees tal maar een kort vogelleven. Merkwaardig is, dat volgens de laatste theorieën de mezen een eigen geboorteregeling hebben. Over het algemeen hebben zij vrij omvangrijke nes ten van soms acht of tien jongen en dat zo'n twee keer per jaar. Maar als er overbevolking gaat drei gen, wordt het aantal jongen minder, soms maar twee in een nest of helemaal niets! Dit verschijnsel doet zich ook voor als het, wat de voedselvoorziening betreft, een slecht jaar dreigt te worden. Er treedt dan een soort migratie van jongeren op, die vaak in groepen gaan zwerven. Vele sneuvelen dan. Maar in het voorjaar komen de overgeblevene weer naar hun geboorteplaats terug. Begin april maken zij weer een aanvang met de instandhouding van hun soort, dit in overeenstemming met de om standigheden en de voedselvooruitzichten. Heel verstandig van zulke kleine diertjes overi gens! P. C. de Grauw 18

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1966 | | pagina 20