Toen de hoge gasten zich verzameld hadden op de
kleine overdekte tribune, die in de beschutting
van de kantine was opgesteld, werd het gezelschap
namens onze werf begroet door de heer ir
J. E. Woltjer. Deze herinnerde eraan, dat de in-
dienststelling van Hr. Ms. „Potvis", die het eerste
deel vormde van het contract voor de bouw van
twee onderzeeboten, slechts kort geleden, nl. op
2 november jl., had plaatsgevonden.
Na zijn reeds gememoreerde opmerking over de
arbeidsintensieve bouw van dergelijke schepen,
wees de heer Woltjer erop, dat een periode van
42 maanden, gerekend vanaf de ondertekening van
het contract tot de oplevering van het tweede
schip, „niet slecht" genoemd mag worden. Vooral,
indien men daarbij nog in aanmerking neemt, dat
ook bij de bouw van deze schepen wel tus
sentijdse wijzigingen hebben plaatsgevonden, hoe
wel deze door de hoofdafdeling Materieel geluk
kig goed in de hand werden gehouden. In dit ver
band bedankte de heer Woltjer allen, zowel van
de Marine en de Nevesbu als uit het eigen bedrijf,
die hebben meegewerkt aan deze vlotte bouw. Een
speciaal woord van dank richtte hij tot de aange
wezen Commandant van de „Tonijn", de luitenant
ter zee der le klasse J. J. Vaessen, alsmede diens
officieren en bemanning, voor de prettige wijze,
waarop het schip werd ingevaren.
De plv. secretaris-generaal voor Marine-aangelegen-
De heer ir J. E. Woltjer draagt de 1250 man-jaren over.
die door Z. E. J. Dekker, plaatsvervangend secretaris
generaal van Defensie, gaarne werd aanvaard.
heden van het Ministerie van Defensie, Z.E.
J. Dekker, schout-bij-nacht van administratie b.d.,
beantwoordde de toespraak van de heer Woltjer
en zeide, het grootste vertrouwen in de werf te
hebben. Hij meende, dat de vlotte bouw mede te
danken was aan de goede verstandhouding tussen
werf en Marine, en hij was ervan overtuigd, dat
de „Tonijn" een vergelijking met het buitenland
glansrijk kon doorstaan.
Na de mededeling, dat de bouw van een volgende
generatie van onderzeeboten intussen was begonnen,
droeg Z.E. het schip over aan de Commandant der
Zeemacht in Nederland, vice-admiraal L. E. H. Reeser,
die hiertoe uit Den Helder per helicopter naar Schie
dam was gekomen, tvaar hij op ons voetbalveld land
de. Deze noemde het met name van groot belang,
dat de Marine over vier moderne onderzeeboten van
dezelfde klasse - Hr. Ms. ..Dolfijn Zeehond
.Potvis" en „Tonijn" - kan beschikken. De vice-ad-
miraal verzocht tenslotte de aangewezen Comman
dant van de „Tonijn" het schip in dienst te stellen.
Nadat één en ander met het gebruikelijke ceremonieel
was uitgevoerd, hield de heer Vaessen nog een kor
te toespraak, waarna hij mevrouw Wieffering, de
2