De kinderboot f Maskers Een legende uit Australië spelen een grote rol in het leven van primitieve volken tovenaar was en hij zon dan ook reeds op een plan. Plotseling zei hij: „We gaan niet verder, maar zullen hier overnachten". „Waarom?", vroeg Dinewan. „Geloof me vrouw, terwijl wij slapen zal ik mijn geest uitzenden om de duisternis te verdrijven, zodat we in het vervolg kunnen zien waar we lopen. En dan hoeven we niet steeds de ongemakken van de nacht te ondergaan". Dus bleven ze waar ze waren en spoedig sliepen ze in. In zijn slaap stuurde Bohna zijn droomgeest, die Mul- lee heette, uit en beval de geest voor hem en namens hem tot het donker te gaan en de duisternis tot aan de uiterste hoeken der aarde voort te jagen. De gehoor zame droomgeest volbracht het werk dat Bohna hem opgedragen had en keerde toen weer bij Bohna terug. Hij keek naar Dinewan zijn vrouw, die zoals hij zag, met één oog en één oor open geslapen had. Want Dinevan wilde zich ervan overtuigen, dat Mullee, de droomgeest, wel zou doen wat Bohna hem opgedragen had. „Dinewan, mijn vrouw", sprak Bohna, „van nu af zul jij met één oog en met één oor open slapen terwijl ik op de gewone wijze kan rusten. Maar jij zult eerst de ene helft van je hoofd en dan pas de andere kant ervan ter ruste leggen." Na deze woorden gesproken te hebben, verdween de grote tovenaar Bohna. En tot vandaag zijn zijn woor den geldig. Bohna, de grote tovenaar, woonde met zijn vrouw Dinewan in een minnoo (hutje). Op een avond, toen Bohna al naar bed was gegaan en probeerde te slapen, maakte Dinewan steeds gaten in het dak van de hut. „Waarom doe je dat toch?", vroeg Bohna. „O, zo maar eens", antwoordde Dinewan. „Als je maar weet dat ik zo niet slapen kan, haal buiten wat gras en maak die gaten dicht", beval Bohna. „Er is toch geen gras", antwoordde Dinewan. „Dan sta ik maar weer op", zei Bohna met een zucht en stapte zijn bed uit. „Dan lopen we net zo lang tot we gras genoeg hebben om die gaten dicht te maken". Dus gingen ze op reis. Het was al donker, maar het werd nog steeds donker der. Dinewan kon helemaal niets zien. Ze trapte op doornige takken die in haar voeten staken en ze struikelde over stenen die in de weg lagen. Hinkend en vol pijnlijke plekken, vroeg ze smekend: „Als je werkelijk zo'n knappe tovenaar bent, Bohna, laat dan de duisternis voor onze ogen optrekken. Laat mij zien waar ik mijn voeten zet. O, werkelijk, als je voor mij de duisternis zou wilen verdrijven, zou ik je een grote wirinum (tovenaar) vinden". Alsmaar kermend en jammerend liep ze verder. Maar Bohna zweeg. Hinkend en wrijvend over de zere plekken staken de stekels veel dieper in haar huid dan werkelijk nodig was. En dat bezorgde haar be halve pijn ook veel lelijke lidtekens. Nu moet er toe gegeven worden, dat Bohna inderdaad een groot

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1966 | | pagina 56