Agaporniden Plezier na het iverk Hoewel de naam Agaporniden overbekend is bij de vogelliefhebbers, is het toch jammer, dat wij hier in Holland er geen passender naam voor heb ben. De naam Agapornis is afgeleid van het Griek se woord Agapein liefhebben en het woord Ornis zz vogel. Het zijn grappige kleine dwerg- papagaaien, die bij voorkeur als paar gehouden worden en waarvan met de meeste soorten met succes gefokt wordt, zowel in een kooi als in een volière. Het zijn vogels, waarvan bekend is, dat als zij eenmaal een paar gevormd hebben, zij elkaar trouw blijven tot de dood hen scheidt. In onze nabuurlanden was het blijkbaar minder moeilijk om een goede naam te vinden. Deze is in het Duits: Unzertrennlichen; in het Engels: Lo ve Birds en in het Frans: Inséparablés. Deze vogels komen alleen maar voor in Zuid- en Midden-Afrika en er bestaan zo ongeveer 9 soorten van met nog verschillende ondersoorten. Het zijn zonder uitzondering allemaal holenbroeders, d.w.z.: zij broeden in holle bomen en dergelijke. Het hoofdvoedsel in de natuur bestaat uit allerlei soorten graszaden, granen, giersoorten en ook wel vruchten, zoals verse vijgen. W'ij kunnen ze praktisch hetzelfde voeren, diverse soorten gierst, ongepelde haver, wat gebroken mais, een weinig hennep, verder wat zonnebloempitten. Om broedresultaten te verkrijgen is het nodig dat er dus een gesloten nestblok in de kooi hangt met een bodemoppervlak van 20 X 20 cm en 25 cm hoog met een invlieggat van 5 cm. Zij maken hun nest van wat takjes en vezels en de liefhebbers van deze vogels weten uit ervaring welke hoeveelheid twijgen er in een nest verwerkt wordt. Men moet er dus voor zorgen, dat er steeds voldoende voorraad wilgetwijgen in de kooi aan wezig is, anders gaan de vogels dikwijls eventueel het houtwerk van de kooi afknagen. Op die ma nier zijn veel liefhebbers op een "goedkope" wijze van hun vogels verlost, omdat deze zich als het ware een weg naar de vrijheid knaagden. Er zijn vier soorten Agaporniden, die een witte oogring hebben. Het merkwaardige is, dat juist deze soorten - als zij gaan nestelen - hun nestma teriaal in hun snavel naar het nest brengen, terwijl de overige soorten, eerst een hoeveelheid nestmate riaal tussen de stuitveren stoppen en dan daarmee het nestblok ingaan. De soort waarvan hier een foto is afgedrukt, is de Agapornis-Roseicollis en één van de meest beken de soorten zonder oogring, die al vanaf I860 in Europa regelmatig ingevoerd zijn en waarmee heel eenvoudig te fokken is. De kleur is over het geheel groen in verschillende tinten. Voorhoofd, keel en kop zijn rose-rood en de stuit is blauw. De geslachten zijn niet te onderscheiden aan de kleur, ofschoon in bepaalde literatuur wel is ge schreven, dat het vrouwtje matter van kleur zou zijn. Volgens mij is er voor een kenner maar één manier om het geslacht te bepalen. Als de vogel volwassen is, is bij de pop het bekken wat breder dan dat van de man. In de natuur komt de Agapornis-Roseicollis voor in Zuid-West Afrika; meestal in kleine vluchten, vooral in de buurt van water. Voor hun nesten maken zij vaak gebruik van nesten van andere vo gels, onder andere van die van de Mahali-wevers. Het legsel bestaat meestal uit 4 a 5 eieren, die 21 tot 22 dagen bebroed worden. Na ongeveer 5 we ken verlaten de jongen het nest. Zij zijn dan ge heel in de veren, maar wat matter van kleur, ter wijl hun snavel aan de punt nog zwart is, zij zijn dan zeer zelfstandig. Het is raadzaam om als ze in kooi of volière gebo ren zijn, ze snel van hun ouders weg te halen, voordat er vechtpartijen ontstaan, want hun onver draagzaamheid is een typisch kenmerk voor pa- pagaai-achtige en een eigenschap, die niet te ver anderen is. Daarom is het beste om in een kooi niet meer dan een paartje tegelijk te houden en vanzelfsprekend de kooi niet te klein te nemen. Bijvoorbeeld een minimale grootte van: 80 cm breed, 50 cm diep en 60 cm hoog, met het liefst zo weinig mogelijk hout in verband met hun knaaglust. Een veel gehoorde klacht is, dat de eieren niet uit komen en dat deze als het ware verdrogen. Dit is merkwaardig, dat dit ook in Holland met zijn ho ge vochtigheidsgraad het geval is, want in Afrika broeden zij vaak in woestijngebieden met een uiterst geringe vochtigheidsgraad. Niettemin is het een bewezen feit, dat de broed resultaten stijgen, als voor de aanvang van een 49

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1966 | | pagina 51