Jagers op de vuist De kinderboot I I f Nora Petit Jacoba van Beieren was een sterke vrouw. Dat weten we uit de geschiedenis. Niet voor niets bogen edelen en burgers zich voor haar. Zoals zovelen in die tijd ging zij ook op jacht. Te paard en met de jachtvalk op de vuist. Erg vrouwelijk kunnen we dat nu niet meer vinden. Maar toen mat men nu eenmaal met andere maat staven. Jagen was in de middeleeuwen een heel gewone bezigheid. Niemand zag daar iets wreeds in. De edelen bedreven de jacht als een soort ver maak en de minder welgestelden gingen stiekum uit jagen, eenvoudig omdat ze ook wel eens iets anders wilden eten. Zo zat dat. Een middeleeuwse jachtstoet was toch, ondanks het feit dat jagen en toen zeker!, geen zachtaardige aangelegenheid was, een vrolijke en kleurrijke gebeurtenis. Stel je voor een man of een vrouw, fier te paard met een valk op de vuist. Wat romantisch! Het is dan ook geen wonder dat sommige ruiterverenigingen er weer toe over zijn gegaan ruiterfeesten te houden waarin jacht- valken worden meegevoerd. Niet om te jagen dit maal maar omdat het zo aardig staat. Een roofvogel behoort tot de edele vogels. Van ouds hebben afbeeldingen van valken, adelaars en andere imponerende dieren het blazoen van edelen versierd. Dat alles stamt uit die tijd van ridders en valken- tochten. Het is ook helemaal niet verkeerd roofvogels „in dienst te nemen". Maar als je het mij vraagt dan zie ik ze toch liever in de natuur waar ze ook horen. Ook in ons land leven enkele roofvogelsoorten. De havik, de sperwer en de valk. Roofvogels mogen we niet beschouwen als rovers want dat zijn ze niet. Ze verrichten nuttig werk. Want de prooidieren die zij vangen zijn meestal de zwak ken, de ziekelijken die anders toch zouden om komen. Het voedsel voor roofvogels is dan ook nogal veelzijdig. Hoewel deze vogels van oudsher dus door jagers zijn afgericht zijn zij zelf nooit gejaagd. Toch is hun aantal sinds de tijd van jacoba van Beieren schrikbarend achteruit gegaan. Dat is niet zo vreemd als het lijkt. Want de gevangen dieren, mussen, muizen, duiven, snoepen van het yraan van de boer en die heeft zoals dat gewoonlijk gaat zijn land met bestrijdingsmiddel bewerkt. Het graan is vergiftig en het gevangen dier heeft dus een heel klein beetje van dat vergif gegeten. Nu krijgt ook de roofvogel weer van dat vergif naar binnen. Langzaam maar zeker wordt zo'n vogel verzwakt en tenslotte sterft hij aan het vergift dat de boer gestrooid heeft. Die heeft daar misschien nooit over nagedacht. Hij wil zijn landbouwproducten beschermen. Dat is heel logisch. Maar er schuilt een groot gevaar in en daar wordt nu overal in de wereld op ge wezen. Dat gevaar is voorlopig alleen bij de dieren die er van eten, beperkt. Van veel kanten is men nu bezig er iets tegen te doen. Onze vogelstand moet beschermd worden. En daarom is men begonnen de vogels te vangen, te ringen en weer uit te zetten om zodoende van een goede verspreiding van deze soorten ver zekerd te zijn. Wij moeten er wel in berusten dat dieren elkaar opeten. Tenslotte doen wij, mensen, dat ook, wij eten vlees en vis. Maar nooit mogen wij er in berusten dat door ondoordachtzaamheid onze aarde verwoest wordt. De natuur moet beschermd worden. Daarvoor zijn vele verenigingen al jaren lang in de weer. Maar ook op je eigen houtje kun je wat doen, al is het alleen maar door goed op te letten 53

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1966 | | pagina 55