Daarom bleef ik geduldig staan wachten, totdat
mijn nieuwe baas weer naar buiten kwam.
„Je bent een braaf dier. Nu mag je lekker gaan
eten, want deze hele kist met groente heb ik voor
je gekocht."
Dat liet ik me geen tweemaal zeggen en begon
onmiddellijk te peuzelen. Sjonge, jonge, wat
smaakte dat. Er bleef geen blaadje liggen.
„Tommy," zei de baas, „we gaan weer verder.
Maar luister eerst eens even goed. Hier vlak bij
is het hotel, waar ik logeer. Nu wil ik je van
nacht niet alleen buiten laten, dus gedraag je als
een hele nette ezel, als we samen binnen gaan".
En zo gebeurde het, dat ik m'n baas volgde: de
brede stenen trappen op van het bordes, door de
grote deuren, over de dikke tapijten in de hal,
waar talrijke bedienden in mooie groene unifor
men ons met open mond aanstaarden, te ver
baasd om dadelijk te begrijpen wat er eigenlijk
gebeurde. De baas nam me mee in de lift, die
ons snel naar boven bracht. Ik vond het niet zo
prettig in de lift en riep van vreugde luid „Ia"
toen ik er weer uit was. „Ssssssst", fluisterde de
baas en trok me gauw mee door de brede gang
naar de deur van mijn kamer. Toen we veilig en
wel binnen waren, keek ik verbaasd om me heen.
Wat was het hier mooi. Veel tijd liet de baas me
niet, want hij nam me mee en zette me in de bad
kamer. Toen keek hij me glimlachend aan en
zuchtte eens heel diep, ging naar de wastafel en
liet de bak vol water lopen.
„Je zult wel dorst hebben", zei hij, liet me daar
na alleen en sloot de deur af. Ik stond even ver
bouwereerd te kijken, nam toen 'n paar slokjes
water en stapte naar het raam. De lucht was strak
blauw en de zon scheen uitbundig in het park
rond het hotel. Ik keek naar de hoge palmen en
zag de bladeren zachtjes in de wind op en neer
wuiven. Het was alsof ze me wenkten:
„Kom hier, kom toch hier, kom toch hier naar
buiten."
Het was al laat en allang pikkedonker, toen ik
de baas hoorde terugkomen. Hij kwam nog even
naar me kijken en zei: „Slaap maar lekker van
nacht."
Maar dat slapen lukte niet erg. Telkens schrok
ik wakker en voelde me dan heel erg eenzaam
daar in het donker van de badkamer. Ik riep dan
heel bedroefd: „Ia", maar niemand scheen het te
horen. Ik miste mijn moeder en Achmed en de
kleine Joesoef heel erg.
Eindelijk, eindelijk brak de morgen aan.
De baas kwam me goedenmorgen zeggen en ver
telde, dat we spoedig zouden vertrekken. „Mijn
zoontje Marcel en mijn dochtertje Anique zullen
erg blij zijn als ze zien, wat ik heb meegebracht.
Ze verlangen al heel lang naar zo'n lief speel-
Tekst: A. M. T. Braun Pompe
makkertje als jij bent. Dat zul je wel merken, als
we thuiskomen."
Het was een grote auto, waarin we een uur later
met veel geslinger en getoeter de stad verlieten
en daarna met grote snelheid langs kale wegen
reden.
Laat in de middag was de reis pas ten einde. We
draaiden een brede oprijlaan in en reden door de
schaduwrijke tuin naar de witte villa.
Drie weken woon ik nu al bij Marcel en Anique
en ik voel me erg gelukkig. Vanmorgen hebben
ze me al vroeg naar de tuin gebracht en ik loop
nu vredig te grazen onder de hoge bomen. Plot
seling hoor ik een paar vrolijke kinderstemmen:
„Tommy! Tommy!"
Blij hef ik mijn hoofd op, want dat zijn Marcel
en Anique, die met me komen spelen. Even later
tuimelen ze schaterlachend van plezier door het
hoge gras. Ik vertoon mijn mooiste sprongen en
meest dwaze buitelingen.
„Die Tommy," roept Marcel.
„O, Tommy wat ben je verschrikkelijk knap,"
roept Anique.
Zou ik dan toch
Dolgelukkig roep ik „Ia uit de grond van mijn
kleine ezelshart.
Drie jaar woon ik nu al bij Marcel en Anique en
ik ben inmiddels een flinke grote ezel geworden.
Ze hebben me veel geleerd, maar toch een
echte slimme ezel ben ik nooit geworden.
Illustraties: Ine van Gulik
33