Het bootje van riet
Er gebeurt nooit iets!' zuchtte de rietpluim en hij rek
te zich eens flink uit om te zien of het avontuur er al
aankwam. Nauwelijks had hij dit gezegd of een klein
jongetje riep: 'Vader, dit is een mooie!' En ineens
voelde rietpluim een scherpe pijn in zijn onderlijf en
daar lag hij al. In de handen van een grote man, die
vlug een prachtig bootje van hem maakte. De bodem
werd glad gestreken, en daar was ineens de mooiste
boot die je je denken kon. Kijk, daar sprong hij al op
het water. 'O', riep het jongetje, 'wat doet hij het
prachtig!' En hij danste van plezier. Toen ging hij op
zijn buik aan de kant van de sloot liggen en voorzich
tig haalde hij het bootje weer naar zich toe. Hij maak
te golfjes met zijn handen en huppelend gleed het
bootje van riet er overheen.
'Hoe is dat, hoe voelt het om een bootje te zijn?'
ruisten de rietstengels. 'Machtig!' riep het bootje te
rug, 'ik moet natuurlijk nog wel even wennen aan al
dat water!' Een beetje angstig keek hij naar beneden.
Het water was zo blauw als de lucht, het leek de
lucht wel te zijn. want je zag er de zon in en de wol
ken. Kleine stekelvisjes schoten onder het bootje door
en watervlooien wipten in het rond. Een kikker sprong
met een geweldige plons van de kant, toen hij het
bootje zag aankomen. Zo'n prachtig schip had hij ze
ker nog nooit gezien
Maar hij maakte akelig grote golven, en het bootje
was echt een beetje bang van dat beest! Het jongetje
was weer doorgelopen met zijn vader, en hij had het
bootje in het water gelaten. Besluiteloos draaide het
nu rond. Wat zou hij eens gaan doen? 'Je gaat toch
zeker op avontuur uit?' fluisterden de rietstengels
hoog boven hem. 'En als je terugkomt, moet je ons
vertellen hoe het er in de wereld uitziet. Ja, dat moet
je doen!' En ze bogen met hun lange lijven om hun
woorden kracht bij te zetten.
'Goed dan!' zei het bootje, en draaide zich om. Eigen
lijk had hij helemaal geen zin om er op uit te trekken.
Hij voelde zich eenzaam in het blauwe water. 'Tot
ziens!' wuifden de riethalmen, 'tot ziens!'
En daar dreef het bootje. De zon scheen op zijn groe
ne zeil, en alle waterbeestjes, die in de sloot wonen,
kwamen kijken als het bootje langs voer.
Na een tijdje vond het bootje het toch wel leuk om
uit varen te gaan, en na nog een tijdje stak hij trots
zijn borst vooruit als een waterspinnetje hem vroeg:
'Wie ben je? Wat ga je doen?' 'Ik ben een bootje
van riet, en ik trek de wereld door!' zei het dan.
Alle beesten waren vol bewondering voor dat dappere
kleine bootje en het bootje voelde zich heel tevreden.
Het begon te zingen van plezier. Al verder en verder
DOOR C. LA PORTE
TEKENING VAN CILIA DE LA COURT
ging het. Langs de kanten van de sloot zag je riet
staan en daarachter waren weilanden. Wat is de we
reld toch groot, dacht het bootje. Maarzou alles
nu altijd hetzelfde blijven? Nee, dat was niet zo, want
het duurde niet lang meer of het bootje voelde dat
het water onder hem kouder en kouder werd. Het
werd ook donkerder. Je kon niet zo goed meer tot op
de bodem kijken en visjes en beestjes onder je zien
zwemmen. En opeens was daar een heel verschrikke
lijk groot water vlak voor het bootje. Zou dat de zee
zijn? Als hij dan maar niet zeeziek werd, want dan
zou hij moeten overgeven en dat vond hij altijd zo
vreselijk naar! Er kwamen grote golven aan, die het
bootje bijna ondersteboven gooiden, maar telkens kon
het zich net op tijd nog oprichten. Het was een heer
lijk spel! Rondom was nu niets anders meer te zien
dan water, water, water. Grijs water en daarboven was
een grauwe lucht. De zon scheen niet meer en ineens
voelde het bootje dat zijn zeil nat werd. Het ging re
genen. Eerst een beetje, toen harder. Grote dikke
druppels petsten neer op het water. Het leek wel of
het bootje tussen waterpijpjes doorvoer. Een druppel
gleed langs het zeil naar beneden en bleef op de bo
dem liggen. 'Waar ben ik nu terecht gekomen?' hoor
de het bootje ineens zijn piepstemmetje. 'Ik ben vlak
bij het water, maar toch ben ik er niet in!' 'Nee, nee',
zei het bootje, 'we varen! Je bent mijn passagier!
Nu ben ik niet meer alleen!' Dat vond de regendrup
pel heel grappig, en ze besloot bij het bootje te blij
ven. Ze vertelden elkaar verhalen van het land, waar
ze vandaan kwamen en de tijd ging heel vlug.
'Pas op, pas op!' riep de regendruppel ineens. Daar
kwam een grote, statige zwaan aanroeien.
'Straks zwemt hij over ons heen!' Nog juist op tijd
kon het bootje zijn roer wenden en ze dreven vlak
langs de witte verenpracht van de zwaan. Het leek
wel een ijsberg, zo hoog. 'Dat heb je gelukkig nog op
tijd opgemerkt!' zei het bootje dankbaar. 'Weet je
wat, we moesten maar trouwen!' 'O nee', zei de re
gendruppel verdrietig, 'nee, daar is geen denken aan.
Later zal ik je nog wel eens zeggen, waarom
Toen was het een hele poos stil. Het bootje dacht ver
wonderd wat voor geheim dat toch wel zou zijn, en de
regendruppel was bedroefd.
'Ik geloof, dat we nu de zee overgestoken zijn!' zei
het bootje. 'Het water wordt weer warmer!' Het re
gendruppeltje keek op. 'Ja hoor, ik zie een groot,
groen land voor ons. We varen er zo op aan! Pas op
hoor!' riep het bootje verschrikt. Hij kon er niets aan
doen. Er stond zo'n geweldige wind. Nu zouden ze te
pletter slaan op de kant. Nu zouden ze verdrinken en
24