CuU*.<*e lc4 Court
het bootje kromp ineen. Maar er gebeurde niets, hele
maal niets. Rustig gleed het bootje verder, zo maar het
groene land in. 'Och', zei de regendruppel, 'ik weet
het alDat groene, dat is geen gras, maar dat is een
dekroos!' Eendekroos?' vroeg het bootje verwonderd.
'Ja, dat zijn een heleboel piepkleine blaadjes vlak bij
elkaar. Maar daaronder is wa'er, dus we kunnen toch
wel varen!' Nu leek het wel of ze samen liepen in een
groene wei. Eerst was het plezierig, maar tenslotte
ging het al moeilijker en moeilijker, totdat ze ineens
vast zaten. Ze konden niet meer voor- of achteruit.
Aan alle kanten werden ze door het kroos vastgehou
den. 'We liggen hier ook fijn!' meende het bootje.
De regen is opgehouden. Straks komt de zon door!'
En amper had hij dit gezegd, of daar kwamen de eer
ste zonnestralen alweer door de dikke wolken heen-
gluren. Alles schitterde en straalde in de zon. De re
gendruppel in het bootje leek wel een prachtige dia
mant, zoveel kleuren kon je er in zien. 'Wat ben je
mooi! zuchtte het bootje. Waarom kun je niet met
mij trouwen? 'Zie je dan niet dat ik kleiner word?'
vroeg het druppeltje verdrietig. En nu het bootje eens
goed keek, zag hij het ook. 'Dat komt immers van de
zon! Ik droog helemaal op!' 'Ga dan onder het zeil
liggen, zodat er geen zon bij je kan komen!' zei het
bootje. Dat deed de druppel. Eerst leek het wel of het
hielp, maar dat duurde niet lang. Ze werd kleiner en
kleiner. Op het laatst was het nog maar een heel klein
flonkerdiamantje. En dat was ook opeens weg. Dag,
dag!' riep ze nog. 'Misschien kom ik met de volgende
regenbui weer bij je!'
En daar wachtte het bootje op. Het wachtte en wacht
te en wachtteSoms regende het wel eens, en dan viel
er ook nog wel eens een druppel in het bootje, maar
nooit meer zo'n lieve, aardige regendruppel als die
allereerste. Aan alle regendruppels vroeg het bootje
naar haar, maar niemand had haar gezienEn het was
heel vervelend in het veld van eendekroos. Het was er
zo stil. Er waren alleen maar een paar watertorren in
de buurt. Verder was er niets te beleven- 'Was ik maar
weer terug,' dacht het bootje. 'Is dit nu avontuur? Lie
ver zou ik bij mijn broers en zusters op mijn lange
rietstengel staan. Dan kon ik tenminste nog ver weg
kijken!' Op een nacht ging het verschrikkelijk stor
men. Het bootje deinde op en neer en heen en weer.
Ineens viel het om. Op zijn kant lag het. 'Nu zal ik
wel verdrinken!' dacht het bang. 'Hier, alleen, in dit
land van eendekroos!' Het probeerde nog wel over
eind te komen, maar het voelde zich zo moe, zo moe.
Toen kwam er een geweldige golf, die joeg het eende-
kroosland uit elkaar. Weg dreven alle groene blaad
jes, weg op de hoge golven. Van de schok was het
bootje overeind gekomen. Het voelde zich ineens vrij,
en langzaam draaide het zijn kop naar de wind, en
voer weg. 'Ik ga terug naar mijn broers en zusters!'
dacht het. Eerst moest het de grote grijze zee weer
oversteken. Dat duurde heel, heel lang. En het bootje
kende de weg in het water, en wist al alles van de
sterren aan de hemel, en van de gele maan. Niets
nieuws was er meer voor het bootje. Het werd zo
moe! Maar eindelijk, eindelijk zag hij het stille slootje
weer. Langzaam voer hij binnen. Het was er warm en
gezellig.
Kijk, daar is het bootje van riet weer!' zeiden de wa
terdieren tegen elkaar. 'Waar kom je vandaan? Wat
heb je gezien?' vroegen ze nieuwsgierig. 'Ik ben de
wereld rondgezworven. Ik ben de grote zee overge
stoken en ik ben in het land van eendekroos geweest!'
zei het bootje. Toen staarden ze hem aan, vol bewon
dering. Maar het bootje was moe. Het gleed verder
en verder het slootje in- De grote kikker kon hem
nu niet meer bang maken, toen hij langs kwam. Toen
zag hij zijn broers en zusters! Opgetogen ruisten en
fluisterden ze, en vroegen hem, wat hij had gezien.
En het bootje vertelde en vertelde. Wat kon hij veel
vertellen! Wat had hij veel beleefd! 'Mag ik de vol
gende keer ook mee?' vroeg een heel klein, jong riet
pluimpje. 'O nee, ik ga niet meer!' zei het bootje. 'Ik
blijf hier. Oost-west - thuis best!' besloot hij wijsgerig.
Daar waren de rietpluimen allemaal wel een uur lang
stil van. Want hoe, vroegen ze zich af, kun je weten
dat thuis best is, als je niet in oost en west geweest
bent?
25