een poncho, werk van
vaardige indiaanse handen
In 1492 zette Columbus in Amerika voet aan wal.
Wat een ontdekking was dat
Wat een wonderlijk land, wat een totaal andere
mensen.
Niet altijd even vriendelijk als het er om ging de
vreemdeling te verwelkomen.
Vol van zijn avonturen, vol van deze nieuwe we
reld is Columbus met de zijnen weer naar huis
toe gegaan.
Naar Europa, naar Spanje, waar de koning zelf
hem in audiëntie ontving.
Niet lang daarna vertrokken de eerste landverhui
zers naar het nieuwe land. Want men wilde al dat
nieuwe wel eens met eigen ogen zien. Vooral ook,
wat daar wel te verdienen viel. De kolonisten
brachten behalve vrouwen en kinderen ook een be
hoorlijke hoeveelheid handelsgeest mee.
Nee, het ging niet tussen Europeanen en Indianen.
Er vielen doden, aan weerskanten.
Langzaam maar zeker werd de vreemde invloed
groter en de eigen duizenden jaren oude Indiaanse
cultuur doofde uit.
Hoe dat precies zo gekomen is, is moeilijk na te
gaan.
Hoofdmotief was misschien toch wel, dat de vreem
delingen en de Indianen zo volkomen anders waren.
En nu?
Hoe leeft de Indiaan tegenwoordig?
Nee, ze rijden heus niet gewapend met pijl en boog
door de wildernis, op zoek naar bleekgezichten.
Die tijd is al lang voorbij. De meeste Indianen
hebben zich, zoals men dat noemt, aangepast. Er
zijn er die gewoon in de stad werken en leven.
Sommige stammen leven in reservaten, waar ze zich
zoveel mogelijk aan de oude leefwijze houden. Ze
wonen in een vrijheid die natuurlijk geen werke
lijke vrijheid is.
Weer anderen leven het armelijk bestaan van her
ders en kleine boertjes. Ze planten hun knollen en
wortels en hoeden hun llamas (spreek jama's).
Anderen maken houtsnijwerk dat gretig door toe
risten gekocht wordt.
Vlechtwerk uit grassen gemaakt door een speciale
stam, werd nog niet zo heel lang geleden op één
der grote bijeenkomsten van padvinders, de wereld
jamboree, verkocht.
Ik heb zelf zo'n mandje, gemaakt door een oude
Indiaan, die volgens de gewoonte van zijn stam het
oude handwerk beoefende. Het mandje ruikt naar
zoet, sterk geurend prairiegras.
Iemand die Amerika bereisde, bracht het mee.
Aardewerk, mandenwerk, vlechtwerk, weefwerk.
Behalve deze handenarbeid vindt men in Peru de
enorme Incasteden, de onvergankelijke mozaïken
die duizenden jaren oud zijn, de fresco's.
DE PONCHO
Uit deze hoeveelheid van kunstschatten is tot op
heden de poncho bewaard gebleven.
Is een poncho dan een kunstwerk? wil iemand
weten.
Ach, nee, de poncho zelf is een slim bedacht geval.
Het is eigenlijk een grote zak waarin een opening
voor het hoofd is, de punt van de zak past er op
als een muts.
Behalve als jas voor alle jaargetijden, doet de pon
cho dienst als deken.
Niet het kledingstuk, dat heel handig is bedacht,
maar het materiaal waaruit het gemaakt is, het
kunstige weefwerk der Indiaanse vrouw.
Hier héb je weer zo'n echte volkskunst
Waarvan de handleiding niet is geschreven, maar
mondeling van moeder op dochter is doorgegeven
en zo bewaard.
Trouwens er is niets door de Indiaan zelf opge
schreven. De Indiaanse talen zijn zogenaamde audi
tieve talen, toontalen, ze hebben geen schrifttekens
en kunnen dus niet opgeschreven worden.
Toch hebben deze natuurmensen hun wijsheid en
hun kennis doorgegeven.
Hun gehoor en geheugen, hun ogen zijn getraind
op kleinigheden te Ietten.
18