Plezier na het werk De Banvink V. In de meeste vogelwinkels zijn de Afrikaanse Amadines (banvinken) wel uit voorraad leverbaar en in de meeste boeken over tropische vogels wordt aan deze vogel wel aandacht besteed. Meestal leest men dan over de eenvoudige manier van fokken en de geringe eisen, die deze vogels stellen aan hun onderhoud en verzorging, maar in de praktijk blijkt het tegendeel waar. Onder vogel liefhebbers zijn zij om hun vreemde eigenschappen bepaald niet populair. Het vaderland van de banvink strekt zich uit van Oost-Afrika tot Zuid-Oost-Afrika. Ongeveer van Tago tot Transvaal, waar hij met zijn soortgeno ten in zwermen leeft en in kolonies broedt, waarbij dan gebruik wordt gemaakt van nesten van andere vogels - onder andere van weversoorten - en soms broedt hij ook in holen. Er bestaan natuurlijk ook variëteiten, zoals in Abes- sinië en Somaliland. Deze vogels zijn iets groter van vorm en donkerder van kleur (de Amadine Fasciata-Alexanderi) en de zuidelijke variëteit, die iets kleiner is (de Amadine Fasciata-Meridionolis). In 1790 werden zij voor het eerst gefokt. In Neder land gebeurde dat in 1859 voor het eerst. Daaruit blijkt, dat deze vogel tot de oudst ingevoerde soorten behoort. De banvink is overwegend bruin van kleur, naar de buik overgaande in wit, en hij is overdekt met een tekening van de fijne zwarte golfstreepjes. De man heeft daarbij nog een mooie karmijnrode band, die loopt van hals naar keel en op de borst een rood bruine vlek. De zang heeft weinig te betekenen. Het mannetje brengt een snorrend geluid voort en het maakt daarbij voortdurend knikbewegingen om het wijfje te behagen. Voor een gezelschapsvolière zijn deze vogels zeker niet zo geschikt. De oorzaak ervan zijn een paar slechte eigenschappen. Voordat zij tot broeden over gaan zoeken zij elke nacht een vreemd nest op om in te slapen en verstoren daardoor vaak het legsel van andere vogels, die zij brutaalweg van hun eie ren of jongen wegjagen. Als de periode is aange broken tijdens welke zij zelf tot nestelen overgaan, wordt het meestal nog erger en vernielen zij de nesten. De inhoud ervan smijten zij vaak op de vloer. Zijn zij zelf eenmaal aan het broeden, dan storen zij niet meer en kan de liefhebber dagelijks getuige zijn van het aflossingsceremonieel, waarbij het man netje, als hij het wijfje aflost, op het nest steeds een grashalmpje aandraagt. Het legsel bestaat uit 5 a 6 eieren, wit van kleur en vrij stomp van vorm. Zij komen na ongeveer 12 dagen uit. De jonge vogels zijn heel donker van kleur met blauw-grijs nestdons en witte snavels, wat er op wijst, dat zij een donkere broedplaats nodig hebben. Als er jonge vogels zijn, moet er behalve het tro pisch zaadmengsel ook wat eivoer en wat geweekt oud brood in de volière aanwezig zijn, aangevuld met wat meelwormen en mieren-eieren. Merkwaardig is weer, dat bij in een volière gekweek te jongen de mannetjes bij het uitvliegen al in be zit zijn van de rode halsband, terwijl in de natuur dit niet zo is. Daar lijken al de jongen op het vrouwtje. Helaas, het fokken gaat niet altijd even simpel als het in de boekjes staat. De resultaten zijn zeer wis selvallig. Vaak gebeurt het dat de vogels na enige dagen op het nest te hebben gezeten, dit verlaten om weer elders opnieuw te beginnen. Ook schei den zij er mee uit de jongen te voeren, waarna zij na enkele dagen in hetzelfde nest weer een ei leggen. Een euvel is ook, dat de wijfjes soms de legdood sterven. Dit kan voorkomen worden door levertraan door het zaad te mengen. Deze vogels kunnen gemakkelijk uit voorraad wor den geleverd, want ze zijn niet zo erg in trek. Het zijn dus vooral beginnende vogelliefhebbers, die met de banvink beginnen, maar ze bereiken dan ook wel eens resultaten, waarvan cracks opkijken. Toch zijn er soms ervaren fokkers, die het met deze vogels willen proberen, omdat ze het als een soort uitdaging beschouwen, jongen -van deze soort te fokken. Want speciaal ook bij deze liefhebberij geldt het devies: „Van leren word je grijs, van er varing word je wijs". P. C. de Grauw. 15

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1966 | | pagina 17