N egentienhonderd zes en zestig ligt
goeddeels achter ons. De Kerstda
gen komen snel nabij. Nog even en wij
vieren Oudejaarsavond en wensen elkaar
een voorspoedig 1967.
H et zeetje van de tijd, waarop wij ons
bewegen, is er beslist niet vlakker op
geworden. Integendeel. Het ziet er eerder
naar uit, dat we voorlopig niet op rustig
weer en „windje mee" kunnen rekenen.
We mogen dit bij een verder vooruitzien
en bij een verder voortgaan zeker beseffen.
M aar eerst een terugblik.
H et zal ons in 1967 niet komen aan
waaien. We zullen onze vereende
krachten hard nodig hebben. Maar moeilij
ker tijden brengen ons mensen dichter bij
elkaar, moedigen het betere in ons aan.
Moeilijke omstandigheden hebben in het
verleden vaak aanleiding gegeven tot grote
menselijke verrichtingen.
K erstmis 1966. Moment van rust en be
zinning. Lichtpunt temidden van een
zich haastende, drukdoende en verre van
volmaakte wereld, onz?e wereld.
BIJ DE LAATSTE DAGEN VAN HET JAAR
Negentienhonderd zes en zestig laat
ons binnen de nauwere W.F.-kring wèl
enkele bijzondere herinneringen na. Twee
daarvan wil ik noemen. De eerste is het
onlangs uitgekomen rapport Keyzer, dat
een teken aan de wand is, dat zich uit
spreekt over het wel en wee van de Ne
derlandse werven en dat een spiegel voor
houdt aan ieder, die daarin wil zien. De
tweede voor ons niet te vergeten herinne
ring is de tot standkoming, de opening
en de indienststelling van ons Dok 8.
Het rapport Keyzer en Dok 8: twee gre
pen uit de veelheid van een voorbijgevlo
gen jaar. Ergens eikaars tegenstelling,
maar ook uitvloeisels van de wil niet te
desespereren, niet bij de pakken neer te
zitten, maar er iets van te willen maken.
Als we bereid zijn ons voor onze zaak met
hand, hoofd en hart in te zetten, zal het
ook in 1967 waarachtig wel gaan.
Mag ik u allen die dit leest een goed en
vrolijk Kerstfeest en een gelukkig Oud en
Nieuw toewensen, onder huiselijk dak en
temidden van allen die u dierbaar zijn.
O. J. van der Vorm