DE HOLLANDSE LUCHTEN
„De Windstoot", het schilderij dat zich in het
Rijksmuseum bevindt en waarvan de reproductie
het omslag van dit kerstnummer siert, is van Willem
van de Velde (de jongere) die in 1633 te Leiden
werd geboren en in 1707 te Greenwich overleed.
Willem van de Velde groeide op in een kunste
naarsmilieu.
Zijn vader, Willem (de oude), 1611 - 1693, was be
kend als „const-ende scheepsteijckenaar". Hij maak
te veel zeereizen mee met de Hollandse oorlogs
vloot. Jkvr. dr. C. H. de Jonge zegt dat hij, volgens
de levensbeschrijving van Michiel de Ruyter door
Geeraerdt Brandt, de Engelse zeeoorlogen mee
maakte, op een apart schip werd gebracht naar een
plek waar hij de gevechten het best kon gadeslaan
om deze natuurgetrouw te kunnen weergeven.
In 1673, toen het hem materieel slecht ging, is hij
naar Engeland gegaan en werd hij hofschilder van
koning Karei II. Willem van de Velde de jongere
volgde later zijn vader en ook hij kwam in dienst
van het Engelse hof. Na een tiental jaren ging hij
echter terug naar Amsterdam maar vertrok later
van hier weer naar Engeland waar hij, tot zijn dood,
in dienst was van Jacob II.
Willem van de Velde de jongere was leerling van
zijn vader. Een tweede zoon, Adriaan van de Velde,
geboren 1636 te Amsterdam en aldaar in 1672
overleden, was eveneens leerling van zijn vader.
Hij heeft religieuze voorstellingen gemaakt maar
excelleerde als landschapschilder. Adriaan heeft in
zijn korte leven prachtige werken gemaakt en hij
neemt in de rij van grote Hollandse landschapschil
ders een voorname plaats in.
Wat nu het kunstwerk van dit W.F.N.-kerstnum
mer betreft, meen ik te mogen zeggen dat dit een
van de karakteristieke werken van Willem van de
Velde de jongere genoemd mag worden. Zeer
waarschijnlijk behoort het tot de „vrije" werken
van de kunstenaar, dat wil dus zeggen: een niet in
opdracht gemaakt kunstwerk.
Is het al voor elke beschouwer duidelijk dat Willem
van de Velde, wat de „bouw" van het schip betreft,
technisch bijzonder knap is, (het lijkt mij toe dat de
technici onder onze lezers moeilijk in staat zullen
zijn kritische bemerkingen te maken met betrekking
tot de stand van masten etc. bij dit hellende schip)
zijn grote kracht springt naar voren door de sfeer
van het werk, een sfeer die zonder overdrijving
dramatisch genoemd mag worden. Hierbij is het
niet alleen de onstuimige zee, meer nog zijn het de
wolken - is het de lucht en het coloriet (de kleur-
geving) daarvan. Let u eens op het gemengde rood,
de even aangetipte blauwe wolk en dan het grote
lichtvlak - waarvan men kan zeggen dat het de in
beeld gebrachte windstoot is - dat staat tussen de
zware luchtpartij en het dragende vlak van de zee,
waarin u een prachtig groen kunt ontwaren.
Het in nood verkerende schip is natuurlijk een be
langrijk gegeven in het geheel evenals de redding
boot^), toch valt het in de compositie enigszins
terug, ondanks zijn prachtige plaatsing in het vlak.
De rol die Willem van de Velde aan de wolken, de
luchten, in zijn werken toekent is altijd een zeer
voorname. Dit is trouwens bij veel Hollandse schil
ders het geval, omdat onze Hollandse luchten zo
mooi zijn.
En nu word ik gegrepen om dat stokpaardje van
mijzelf te gaan berijden! Want ik houd van de Hol
landse luchten en in mijn herinnering leven voor
vallen waarvan ik er enige wil neerschrijven.
Op de Kunstnijverheidsschool kregen wij de op
dracht, naar vrije keuze, een affiche te ontwerpen.
Ik tekende een Russisch bruidje omdat de prachtige
bekroning van het kapsel en de kleurrijke kleder
dracht mij intrigeerden.
De leraar, professor George Sturm, een Oostenrij
ker die bij de bouw van het Rijksmuseum door de
architect Petrus Cuypers naar ons land was ge
haald, kwam korrigeren. Toen hij bij mij kwam
keek hij verwonderd en vroeg: „Ben jij in Rusland
geweest, jongeman?"
„Nee professor, waarom vraagt u dat?"
„Maar jij hebt de russische parelmoeren lucht ge
maakt".
Met enige goede wil kon men van parelmoer spre
ken, ik had het geheel willekeurig zo gedaan.
Sturm begon een verhandeling over de prachtige
parelmoeren luchten die hij vaak in Rusland had
gezien, maar - en nu komt het - toen begon deze
bon-vivant die hij was, lyrisch te worden bij de ju
belende beschrijving die hij van de Hollandse luch
ten gaf.
2