De ontmoeting Een oudejaarsavondvertelling door Kees Borstlap Sikko Worringa, naast God schipper op de Neder landse kustvaarder „Damsterdiep", liet de brede glazen hoteldeur achter zich dichtzoeven en stond even aarzelend op het bordes, omdat hij zichzelf nog geen antwoord had gegeven op de vraag „waarheen?". De wijde ruimte van Eyre Square bood mogelijkheden naar alle windstreken, maar Galway biedt, en dat zeker in wintertijd als de zeekant Salthill ook is dichtgetimmerd, geen ver maak van wereldstadallure. Voeg daarbij de Ierse volksaard, die wars is van het moderne vermaak dat men pleegt te kunnen verwerven in nachtclubs en men voelt zich als vreemdeling eenzamer dan waar ook ter wereld. Sikko Worringa liep al twee dagen letterlijk met zijn ziel onder zijn arm. Dat hij voor een paar dagen zijn schip had verlaten om eens in een an dere omgeving wat andere lucht te ademen dan die welke hij al maanden opsnoof aan boord van zijn goede „Damsterdiep", op zee of in de vele havens en haventjes aan de kusten van het Verenigd Ko ninkrijk en de republiek Ierland, was meer dan begrijpelijk. Om een paar dagen die sleur van het schip, dat om een belangrijke motorreparatie ge dwongen was in de New Docks voor de kant te liggen, niet te moeten ervaren, was hij naar het Great Southern Hotel getrokken. Vlak bij de ha ven en zijn schip, voor als het eens nodig mocht zijn, wilde hij de accommodatie van een goede ho telkamer genieten, de service van getraind perso neel in de gezellige eetzaal, waar Amerikaanse Ieren, de zakken vol dollars, de boventoon voer den in de wat opgewonden stemming van een va kantie in het oude vaderland dat, hoe lang ze ook aan de overkant mochten zijn, nooit uit hun gedach ten was weg te cijferen. Hij kon het wagen, want zijn stuurman, die al vele jaren met hem voer en het toppunt van betrouwbaarheid was, bleef aan boord met de eerste machinist, evenals de stuur man een man op jaren, die aan de wal niets meer hadden te zoeken, omdat zij er de jaren door op uitgekeken waren en wat rustige dagen aan boord naar waarde wisten te schatten, zo midden in het altijd maar jachtige varen van haven naar haven, zonder een moment respijt. it Toch was dit vrijwillig zich terugtrekken uit de ruimten waar hij dagelijks verkeerde, met dat éne verschil dat de zee en de hemel elke dag anders wa ren en de havens een afwisseling brachten, al kende hij die allemaal al jaren, hem niet meegevallen. Want per slot van rekening had hij zich in een ze ker isolement gewerkt. Aan de bar kon hij nog wel eens in een gesprek raken met een Amerikaan of een gerepatrieerde Ier, bij de maaltijden was hij toch weer alleen. Want iedereen had in het hotel zijn eigen reisgezelschap waartoe hij behoorde. Nu stond hij weer op het bordes met heel Galway voor hem. Heel Galway. Of dat wat bijzonders was ter compensatie van eenzaamheid. Er woei een schrale noordenwind en de lucht rook naar sneeuw, wat in de Ierse winter een niet zo dikwijls voor komend verschijnsel is. Hij zou er wat voor over hebben gehad als Arien was overgekomen. Kerst mis en Oud en Nieuw thuis, waar hij altijd, bij al zijn varen, op aan had gestuurd, was nu eens niet mogelijk geweest. De lage vrachtenmarkt, het ver lies waarvoor hij de laatste maanden had moeten varen, had hij gelukkig kunnen verwisselen voor een gunstige charter. Het eerste jaar was hij in elk geval uit de zorgen, wist hij waarvoor hij zijn „Damsterdiep" langs de Ierse kusten stuurde met alle ladingen, die ze maar aandroegen. Hij had 4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1966 | | pagina 6