Arien geschreven met Eeltje naar Ierland te komen. Ze zouden dan Kerstmis en de jaarwisseling toch bij elkaar zijn, op zee, of in een haven als ze wat geluk hadden. Toen kwam, bijna als een geschenk uit de hemel, die ernstige motorstoring die zeker een week reparatie eiste. En dat net rond de feest dagen. Force majeur waarmee hij nu eens kontent kon zijn. Maar het mocht blijkbaar niet zo wezen. Arien had hem twee dagen voor de Kerst via Sche- veningen-Radio opgebeld: Eeltje was ziek, een lich te longontsteking, maar niet om zorg over te heb ben. Maar reizen was er niet bij. De reeds geboekte vliegreis had ze nog kunnen annuleren. Het jaar eindigde wel met pech. Maar hij had geleerd zoiets te nemen en er niet zwaar aan te tillen al was het zuur. Er waren erger dingen in het leven. Vier maanden was hij niet thuisgeweest. De jon gens hadden het gedwongen oponthoud in Galway benut om naar patria te vliegen. Dat was tegen woordig mogelijk. Vroeger had je er niet aan ge dacht maar hij kon de knapen geen ongelijk geven. Als je er de duiten voor had, waarom dan niet? Toen hij nog voor de mast voer, was het geen vet pot. Op handslag hadden ze beloofd uiterlijk 2 januari terug te zijn en hij wist dat hij hen kon vertrouwen. Sikko Worringa zette zijn kraag op en liep Eyre Spuare op. In Shop Street waren winkels die het aanzien waard waren en hij wilde zijn ochtendwan deling nog wel even uitstrekken naar de kathedraal, die hem altijd boeide om zijn weelde van marmer uit de Connamara, al trok de oude kerk van St. Ni- colaas hem eigenlijk toch méér, omdat daar de sfeer van de oude zeevaart onmiskenbaar was. Legende of niet, maar hij nam het voetstoots aan: Columbus had hier voor het vertrek voor de reis, die een ontdekking van wereldformaat zou opleve ren, gebeden voor een behouden vaart. En bij de kathedraal wilde hij, staande op de brug, kijken naar de honderden zalmen, die daar in het glas heldere, door geen industrie vergiftigde, water op de snelle stroom bijna onbeweeglijk lagen. Waar zag je zo maar in het water een kapitaal aan le vende zalmen? Hij zou deze morgen zo ver niet komen, want in Shop Street liep hij, nadat hij rustig een etalage vol Waterford-kristal van het beste soort had beke ken, zijn stuurman tegen het lijf. „Zwarigheid, Geert", had hij gevraagd. Maar de stuurman, als altijd karig met woorden, had zijn hoofd geschud. „Ik liep u wel te zoeken, kapitein, maar er was geen haast bij. En een mens moet zich ook wel eens ver- trejen. t Gaat om een kerel, een beetje rare vogel, die aan boord is geweest. Hij wil u ontmoeten. Hij is, geloof ik, wel een Ier maar hij wilde zijn naam niet noemen. Hij zag de naam „Damsterdiep" en vroeg of de kapitein bijgeval Worringa heette. Toen ik zei dat dat zo was, kon ik alleen maar uit hem krijgen, dat hij u in de oorlog ergens was tegengekomen. Vanavond komt hij wel naar het hotel." „In de oorlog... een Ier?", had Worringa ge vraagd. „Hoe oud schat je hem Geert?" „Nou, zo van uw leeftijd, kaptein." „Geen idee. Ik heb in de oorlog zoveel Ieren ont moet. Enfin, hij komt vanavond; zullen we wel zien. Aan boord alles wel, Geert?" „Alles O.K., kaptein. Aan de motor zitten ze aar dig te sleutelen. Maar morgen, met ouwejaar, wer ken ze niet. En de dag daarna vanzelf niet. 't Zal morgenavond wel een saaie bedoening worden." „Ik kom morgenavond aan boord, Geert, en ik breng wat mee onder de kurk." „Best, kaptein. We wachten wel af. 'k Ga maar weer. Goeie morgen." Worringa keek zijn stuurman na. Die Ier. Een vreemde vogel noemde hij hem. Maar zelf is ie het ook, al weet hij het niet. Wat een droge. Die raakt ook nooit uit de plooi. Toen hij zich in de late namiddag in de bar trac- teerde op een straffe Irish Mist, zag hij hem bin nenkomen. En meteen wist hij dat hij de vreemde vogel van de stuurman was. Als in een flits zag hij de gebeurtenis die met deze man was verbonden

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1966 | | pagina 7