NE ,ww, DE LIZARDKANARIE Plezier na het werk S&cct* f.' Kanariefokkers zijn eigenlijk in drie groepen te verdelen n.l. een groep, die het in hoofdzaak te doen is om de zang van de kanarie, een groep waar de kleur het hoofddoel is, en nog vooral hier in Nederland een vrij kleine groep, die zich speciali seert in de vorm en postuurkanaries. In Engeland is dit even anders en daar is de groep vorm en postuur wel één van de belangrijkste groe pen en zo komt het dus, dat een kanariesoort, aan geduid wordt met de Engelse benaming Lizard, hetgeen betekent hagedis. Inderdaad bij de eerste kennismaking met deze vo gels valt het op, dat de tekening en vooral op de rug, veel weg heeft van de schubben van de hage dis, temeer nog daar de ondergrond meestal groen of grijsgroen is. Wanneer we dus deze vogels na hun eerste rui, de kleine rui, in hun tentoonstellings kleed zien, dan valt ons terstond het verschil op met de andere kanarievarièteiten. Op de kop heeft hij een ovaalvormige vlek van gele veertjes, op de rug de al genoemde schubachtige veren en daarbij zwarte vleugel- en staartpennen. De eigenlijke schubtekening bestaat hieruit, dat alle vleugeldek- veertjes klein of groot, aan de top een gele sikkel vormige boog hebben. Bij andere kanariesoorten is dit niet het geval, omdat daar de top van de veertjes meteen van bruine kleurstof is voorzien, welke al direct iets lager overgaat in zwart. Ook in de geschiedenis heeft de Lizard nog een rol gespeeld, want zij werden voor het eerst in En geland ingevoerd, door uit Frankrijk verdreven en uitgeweken Hugenoten, dus hoofdzakelijk in de jaren 1685 tot 1690. Vele van deze Hugenoten woonden toen in de omgeving van Londen en fok ten daar toen hun eerste Lizards. Maar deze men sen waren over het algemeen zijdewevers en brach ten in de loop van de tijd hun industrie over naar Lancashire en namen hun Lizard kanaries mee, zo dat Lancashire wel als de bakermat genoemd kan worden. Op het ogenblik is de cultuur van deze fraaie kanaries wel over heel Engeland verspreid en ook in Europa hebben ze, zij het in mindere mate, wel vaste voet aan wal gekregen. Hier in Nederland zijn zij verhoudingsgewijs maar sporadisch te vinden en vele kanariefokkers hier te lande hebben ze nog nooit gezien. Merkwaardig is daarbij ook dat als men hier in Nederland, met de insiders over deze dieren spreekt, men altijd ge bruik maakt van Engelse termen. Net zoals in de bankwerkerij van een scheepswerf niemand je verbaasd aankijkt als je spreekt over bearings, crossheads, pistonrings enz. klinken bij die liefheb bers, de woorden full cap, broken cap, gold cap vreemd als men bepaalde onderdelen van de kop onder de loupe neemt en de woorden rowings en spangless hebben betrekking op resp. de borst en rugtekening. Nu is er wel een reden te noemen waarom deze vogels hier minder populair zijn en dat is dat ze maar één jaar en dat is het eerste le vensjaar heel mooi kunnen zijn. Klaarblijkelijk is bij de Lizards de melanine ofte wel donkere kleurstof ontwikkeling vertraagd en ontwikkelt dit zich pas later. Na de eerste of kleine rui, is de vogel het mooist, maar na elke volgende grote rui verandert dit, zodat ze na verloop van enige jaren hun vroegere schoonheid geheel hebben in geboet. Ja het is zelfs zo, dat zo'n overjarige vogel in Schotland de bijnaam heeft van „macaron". Maar dit alles is geen bezwaar om er weer fraaie jongen van te fokken, temeer daar het een voor beeldige vogel is in het uitbroeden en groot bren gen van zijn jongen. Als men dus maar voor ogen houdt hoe vergankelijk schoonheid is en hoe be trekkelijk tot andere kwaliteiten, dan zullen wij in de toekomst zeer zeker wel meer van deze full caps tegenkomen. P. C. de Grauw 22

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1967 | | pagina 24