huis zijn kunstuitingen aan. Mensenkoppen, een Chinese heilige vogel uit pokhout gesneden, de Lijnbaan-beertjes, een beeldje van een vrouwenfi guur, waarvan de lange klederdracht één-en-al bewe ging uitdrukt, een Griekse kop, een plastiek van moederzorg, een heilige vuurdans, van alles. De ondeugende jongen uit zijn kinderjaren vind je ook terug als hij zegt: „Ik zag laatst een jochie, zo'n schooiertje van een jaar of acht bij de Metro heel stiekum door een hek een plasje doen. Dat beeld ga ik ook maken". En hij laat al weer wat anders zien. Een slapende oude man op een bankje, heel ontspannen en tevreden. „Die zag ik in het Sterre- bos". Spijt Echte spijt heb ik slechts één maal in zijn stem ge hoord. Dat was toen hij vertelde over het kamp, waarin hij in Indië gevangen heeft gezeten. Niet dat hij over die moeilijke tijd iets loslaat of zich erover beklaagt. Dat niet. Maar alles wat hij er vaart, is aan zijn kunst gebonden. Daarom hoor je slechts over die tijd: „We hadden etensblikken. En omdat ik ook graveer, beeldde ik het hoofd van de Koningin af op het deksel. Ik nam het over van een zilveren rijksdaalder. Op het blik zelf bracht ik allerlei moeilijke toestanden uit het kampleven aan, zoals het zware werk met boomstammen. En dat blik nu, ben ik kwijt, jammer, heel jammer!" Iets van die spijt hoor je toch ook wel als hij het over het leraarschap heeft, dat hij zich graag op de Bedrijsschool zou verwerven of over een tentoon stelling van WF-hobby-isten, die nog steeds niet heeft plaatsgevonden. In Indië volgde hij een schriftelijke cursus reklame- schilderen van het LOI (Leidsche Onderwijs Instel ling): „Maar door de moeilijkheden daar, kwamen de cursussen niet door. Ik moest er mee ophouden. Hij was in die tijd sergeant vliegtuigmaker. „Ik beheers gelukkig de techniek van bijvoorbeeld di verse soorten lassen. Dat is makkelijk als ik aan mo derne kunst doe. Want daarvoor gebruik ik op school veel metaal en om alles te laten lassen, heb je echt geld nodig. Ik doe het zelf". Dat hij van techniek wat weet, toont hij. Hij sjouwt onderdelen van een scooter aan. „Die stond twee jaar bij mijn buurman voor de deur, helemaal ver waarloosd. Nu knap ik hem op. Nee, natuurlijk beeldhouw of schilder ik liever. Maar dit is voor mijn werk". En hij lacht weer blij. Tijdens de politionele actie is hij indertijd voor 80 verbrand geweest. Weer wekt hij geen mede lijden op, hij vertelt alleen: „Door het lange lig gen, is mijn hiel doorgelegen. Jaren heb ik in het verband gelopen. Toen hebben ze me plastisch geo pereerd. Op bed maakte ik dit". Hij vertoont een uit gips vervaardigde vrouwenfiguur, die uit een schelp het leven in stapt. Eigenlijk schijnt hij het zelf te zijn, die na die moeilijke periode weer geluk kig verder leeft. De heer Reith aan het werk. Allerhanden Hij kijkt om zich heen. „Die radiokast heb ik ook gemaakt. En ziet u die tafel en het bankstel met die kussens, ook zelf gemaakt. Ja, die kussens ook. Nog zelf de motieven ontworpen en aangebracht ook". En dat fraaie houten wandje bij die muur? „Ja ook. Trouwens, dat schilderij ook. Dat heb ik mijn vrouw voor haar verjaardag gegeven". Dan zegt hij: „Ik zou dat wandje wel willen hebben voor mijn kunst". Maar dan jaagt hij zijn vrouw tegen zich in het harnas: „Dat krijg je niet. Trou wens, dat schilderij is toch ook jouw kunst?" Ik kijk ondertussen naar andere door hem geschil derde portretten en even later naar een draken- figuur, uit klei geboetseerd. Hij zegt trots: „Van mijn zoon, heeft-ie op school gemaakt. Zijn leraar wilde er een tientje voor geven. Maar Peter houdt hem zelf". Ook zijn drie dochters schijnen aardig te kunnen tekenen, de één wat beter dan de ander. En mevrouw? „Nee, ik kook' Zij kruipt bedeesd in haar schulp als ik meen: „Als u kookt, zoals uw man beeldhouwt, nou dan zit het wel goed". Hoe hij op de academie kwam? „Meneer Breure van de Marine heeft de papieren voor me aange vraagd en ingevuld. Ik moest werk tonen en een proefwerk maken. Toen mocht ik komen Bezig Altijd is hij bezig. Zijn vrouw probeert hem wel eens af te remmen, maar dat lukt niet. „Dat Chi nese vogeltje maakte ik in mijn schafttijd". Weer dat sympathieke, wat schuchtere lachje. Bewonde ring heeft hij voor Michel Angelo, Rodin en Henry Moore. Als hij niet bezig is, leest hij. Natuurlijk boeken over kunst. Zijn vrouw: „Hij is er niet af te slaan, maar ik gun het hem". Hij knutselt ook graag. Bewijs? Een natuurgetrouw model van een B 25 bommenwerper. En eens, toen het sneeuwde: een enorme sneeuwpop, die veel be kijks trok. Over Pierre Janssen: „Geweldig, kwa mens en kwa kennis". 20

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1967 | | pagina 22