Hl/lJ
Denk niet (iP
Heem geen 'f
onnodig risico
hetqaatiMt,. dC
et/eti %rrT
OauJ&C&t tij fat
Vixri ivuTqetitvi
En het derde is het allerbelangrijkste. Wij zouden
natuurlijk graag willen, dat iedere arbeider bij zijn
werk aan veiligheid denkt. Maar geen mens inte
resseert zich voor veiligheid, hij houdt er niet van.
Wij moeten dus anders beginnen. En hiermee be
doel ik, dat wij niet meer van ongevallen moeten
spreken, maar van het tegendeel, bijvoorbeeld dat
hij iets bijzonder goed kan. Wij moeten hem vertel
len, dat hij een meester in zijn vak is of worden
kan. Daar zullen wij het over moeten hebben en
niet over een ongeval of mislukkingen, maar daar
entegen van het welslagen. Wij zullen met hem
moeten praten als hem iets gelukt is.
329 ii 't*
Wie is de kundige chirurg in het land? Natuurlijk
alleen diegene, bij wie alle operaties slagen. Ik be
doel dus, wanneer ik er op rekenen kan, dat alles
wat hij doet hem steeds gelukt, dan veroorzaakt
hij geen ongeval. En dat is een heel realistische
zienswijze. Ik zal dus als iemand met een grote
zware vrachtauto een lading wegbrengt, niet tegen
hem zeggen: „Het is vandaag drie graden boven
nul. Als de weg vochtig is, kan er op de brug nog
ij zei liggen". Dan zegt hij: „Maak mij niet zenuw
achtig, praat toch niet zulke onzin". Ik zou het
anders inkleden: Ik zou zeggen: „de beste chauf
feurs bij ons arriveren met elke weersgesteldheid
met hun lading op de plaats van bestemming. Ik
kan er van opaan, dat u aankomt". Onze beste men
sen weten, dat bij drie graden boven nul geen
mens aan ijzel denkt, die voelen het aan, dat er op
een brug nog ijzel kan liggen. Dat wil zeggen, ik
moet het zó vertellen, dat wat hij voor de veilig-
22
heid doet in werkelijkheid een kenmerk is van zijn
kwaliteit, ervaring en bekwaamheid. Dat moet de
maatstaf zijn, zo moeten wij hem aanspreken.
Hoewel de tijd bijna ten einde is. wil ik u nog één
voorbeeld geven. De vele verkeersongevallen ma
ken het noodzakelijk, dat men over meer bloed-
reserves beschikt. En vandaar de oproep om bloed
te geven. U weet dat de mensen niet zo vlot ko
men, als we wel zouden willen. Als je dat nu on
derzoekt en vraagt, hoe komt dat dan? dan krijg je
eerst allerlei uitvluchten te horen, d.w.z. al die
dingen, "die niet helemaal juist zijn. Men zegt on
der andere: „Ik heb niet geweten, waar ik mij ver
voegen moet. Ik heb ook geen tijd gehad. Ik weet
niet of mijn bloed goed genoeg is, enz." Wanneer
je al deze antwoorden ter zijde geschoven hebt en
vraagt, wat is dan de werkelijke reden, dan komt
het erop neer, dat de mensen heimelijk toch een
beetje bang zijn, dat door het bloedgeven een ver
zwakking optreedt. Wanneer je dat weet, kan je de
volgende, zeer goede propaganda-plaat uitwerken.
Er staat een jongeman op afgebeeld, die de trap
van de donorcentrale afkomt en onderaan staan
twee aardige jonge meisjes, van wie de één tegen
de ander zegt: „Wat een sterke vent, dat hij dat
kan opbrengen".
Ik wil u nog een dia laten zien. Als ik zeg, de ar-
beidskwaliteit en de ongevalsfrequentie zijn twee
kanten van hetzelfde probleem, dan is dat geen
reklametruc, dan wil ik het u met deze grafiek be
wijzen. Het zijn de twaalf maanden van het jaar.
De rode lijn geeft aan hoeveel ongevallen er in
een maand zijn voorgekomen en de zwarte hoeveel
uitschot er vervaardigd is. Uitschot wil dus zeg
gen, hoeveel dingen er geproduceerd zijn, die men
nadien niet kan verkopen, die men weg moet
gooien. Nu ziet u, de beide lijnen lopen maand
voor maand op gelijke afstand van elkaar. En dat
bewijst, dat werkelijk goede arbeidskwaliteit het
doorslaggevende is. Goede arbeidskwaliteit heeft tot
gevolg, dat het product van goede hoedanigheid
is en dat er weinig ongelukken gebeuren. Het komt
dus inderdaad neer op bekwaamheid, op meester
schap en meesterschap herkent men daaraan, dat
het de werknemer altijd gelukt, wat hij doet.