„QUEEN OF HOLLAND" OP ROTTERDAMSE WERF
NA VIJF MAANDEN „KUREN"
Werk aan de cutterladder.
„Die cutterladder is een fraai
ding geworden". De inspecteur
van de Amsterdamse Ballast
Maatschappij, de heer W. Spaar
garen, blikt naar de kroon op
het werk van onze Rotterdamse
werf-gemeenschap. De „Queen
of Holland" ligt er statig bij. De
inspecteur leidt me er rond, al
is de „Queen" geen vrouw om
met voeten te treden, daarvoor
is ze te veel waard.
„Deze zuiger was vroeger de
grootste ter wereld". De inspec
teur zegt het met trots, maar die
klank buigt zich om tot spijt,
want: „De Japanners zijn op dit
gebied gaan concurreren en die
hebben nu de grootste zuiger".
Er ligt een flink karwei achter
de rug. De oude „Queen" heeft
in ongeveer vijf maanden tijd
een verjongingskuur ondergaan,
die haar veel sterker heeft ge
maakt, motorisch en ook wat de
ladder betreft. Nu, op 1 juli,
wordt de hand gelegd aan de
laatste klusjes. Baas Van der
Spek („Ja, ik laat die ogen nog
wel even lassen") pleegt tijdens
de rondgang over de zuiger
overleg met de inspecteur. Het
werk wordt ingedeeld.
De „Queen" laat rustig alles over
zich heen gaan. Ze is gemoede
lijk. „De zandpomp, de pers- en
zuigleidingen zijn vergroot en
naar verwachting zal daardoor
de productie toenemen. Ook is
het centrale liersysteem gede
centraliseerd. Elke lier heeft een
eigen electromotor gekregen en
het vermogen van de lieren is
aanzienlijk toegenomen. Door
alle ingewikkelde manipulaties
en vernieuwingen is het vermo
gen van de cutter (snijkop voorin
de nieuwe ladder) met 100%
vergroot.
De heer Spaargaren: „Ook zijn
de motoren in de machinekamer
overhaald". Onderwijl schiet hij
her en der mensen van WF aan
om overleg te plegen en om aan
wijzingen te geven. „We han
gen vliegtuigbanden op zij". Hij
wijst waar ze moeten komen.
Baas Van der Spek knikt. „Be
grepen. Komt voor elkaar".
Lonken
En de „Queen" ligt als een blom-
mige deern te lonken in de zon.
Zij verstaat de taal uit Sliedrecht
en omgeving. Dat moet ook wel,
want schipper J. v. d. Wete
ring heeft vele jaren de scepter
over haar gezwaaid, zo ver als
dat natuurlijk mogelijk is over
een koningin. En hij praat graag
over haar. En wie over baggeren
praat, doet dat op z'n Slie-
drechts, want daar komen im
mers de mannetjesputters van
daan, die over de hele wereld
verspreid dit zware werk op
knappen.
„We moeten vandaag proef
draaien". De schipper („ik heb
na zo veel jaren baggeren nu een
walbaan, want moeder de vrouw
wilde dat nu eenmaal") troont
me mee naar de spudpaal, die
al volgens het nieuwe systeem
is opgehangen. Of alles klopt,
zal nog moeten blijken, maar het
ziet er voorlopig wel naar uit".
Hij is een grage prater, maar als
ik hem uitspraken over de kwa
liteit van de gepresteerde arbeid
wil ontfutselen, wordt hij voor
zichtig.
Dat wordt anders, wanneer het
gesprek naar het menselijke vlak
gestuurd wordt. „Ja, de samen
werking was hier fijn, vooral
ook met de bazen. In die vijf
maanden krijg je echte vrien
den".
En dan wordt hij weer voorzich
tig. „Waar we na de reparatie
en verbouwing heen gaan? Wan
neer komt uw blad uit? Oh, eind
juli. Nou, waarschijnlijk naar
Engeland. Ik kan het nu wel zeg-
8