Uw oude
rentekaart
is geld
waard
Herinnert u zich de rentekaart nog? Dat bruine
document met de 52 vakjes waaraan u zelden
dacht en dat altijd zoek was?
Op de vervaldag of bij verandering van werkgever
moest de kaart worden opgespoord en dat kostte
menigmaal veel hoofdbrekens. Het behoorde im
mers tot de verplichting van de werkgever om
wekelijks voor een bepaalde categorie van werk
nemers, een zegel van een bepaalde waarde
(maximaal 60 cent) op de kaart te plakken. Zo
stond het beschreven in de Invaliditeitswet 1919,
één der voorlopers van onze later zo perfect uit
gebouwde sociale verzekering.
De rentekaart is nooit populair geweest. Het zou
te ver voeren om in dit bestek de rechten, welke
eraan konden worden ontleend te beschrijven.
In de jaren dat oud en arm synoniem waren, zag
men de vergrijsde rentetrekkers wekelijks hun
3,— ouderdomspensioen aan het postkantoor
loket innen. Nee, populair was zij niet!
Sedert 1 januari 1965 is de rentekaart „van de
kaart". Met de invoering van de Wet op de Ar
beidsongeschiktheidsverzekering is de Invalidi
teitswet geliquideerd. De werkgever betaalt nu zijn
premie niet meer met zegels en het geharrewar
over de vraag: „Waar is mijn rentekaart" behoort
tot het verleden. Thans berusten de rentekaarten
van talloze landgenoten in de archieven van de
Raden van Arbeid. Deze zijn belast met de liqui
datie van de rentekaartverzekeringen.
De wetgever heeft bepaald dat de contante waar
de van alle geplakte zegels in enigerlei vorm aan
de ex-verzekerden ten goede zal komen. Zo
wordt uw oude rentekaart in één klap toch weer
populair.
Wat u als belanghebbende moet weten van de af
koop-procedure, staat vermeld in een brochure,
uitgegeven door de Vereeniging van Raden van
Arbeid, waaruit het volgende is opgetekend.
Welke rentekaartenverzekeringen
worden afgekocht?
Afgekocht zullen worden de rentekaartenverzeke
ringen van:
1. Alle personen die op 30 juni 1967 nog geen
36 jaar oud waren. Of anders gezegd, alle
personen die zijn geboren na 30 juni 1931.
2. Personen die op 30 juni 1967 36 jaar of ouder,
maar nog geen 65 jaar waren, doch alleen als
de bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd toe
te kennen ouderdomsrente minder zou bedra
gen dan 60,- per jaar. Dit betreft de verze
kerden die zijn geboren vóór 1 juli 1931, doch
na 30 juni 1903. Van deze groep verzekerden
zullen dus sommigen wél een afkoopsom ont
vangen maar anderen niet.
Geen afkoopsom wordt uitbetaald indien en
zolang u van de Sociale Verzekeringsbank een
invaliditeitsrente ontvangt.
Wanneer zal de ouderdomsrente
tenminste 60,- per jaar bedragen?
Een ouderdomsrente zal tenminste 60,— per
jaar bedragen, indien het totale bedrag aan ge
plakte rentezegels 286,— of meer is. Hoeveel
ervoor u is geplakt, kunt u zien op de laatst toe
gezonden afrekening (witte kaart). Indien u bent
geboren vóór 1 juli 1931 en u weet, dat er 286,—
of meer voor u is geplakt, heeft het geen enkele
zin een aanvraagformulier in te sturen. Aan u mag
dan geen afkoopsom worden betaald, omdat u
als u 65 jaar wordt een ouderdomsrente zult krij
gen. Wij wijzen er echter op, dat in een aantal
gevallen, ook al is er minder dan 286,— geplakt,
de ouderdomsrente toch 60,— of meer per jaar
zal kunnen bedragen. Dit hangt namelijk af van de
leeftijd waarop u voor het eerst een rentekaart
hebt gekregen.
Wanneer wordt er uitbetaald?
Omdat er meer dan 4 miljoen verzekeringen zul
len worden afgekocht, waarmee honderden mil
joenen guldens gemoeid zijn, zal de uitbetaling
van de afkoopsommen over een aantal jaren wor
den gespreid, volgens een wettelijk vastgesteld
schema.
Hieronder kunt u zien wanneer u aan de beurt
bent.
Geboortejaar
Tijdvak van uitbetaling
1903 t/m 1908
1944 t/m 1950
1 juli 1968 - 1 juli 1969
1909 t/m 1912
1941 t/m 1943
1 juli 1969 - 1 juli 1970
10