hospitaal trok. Het was geen „stille ommegang".
Toen ze de ziekenkamer binnenkwamen, met een
pen op hun neus gedrukt dat ze zich rustig moes
ten houden, zeiden ze wat gedremmeld: „Ha, die
Sparks. Nou jij bent dat rotdingetje kwijt. Jou
kan niks meer overkomen".
- Fijn dat jullie er zijn, jongens. Over twee we
ken ben ik weer aan boord als jullie niet uit zijn
op een job.
Op een tafel stond een klein denneboompje met
brandende kaarsen.
- Bracht gisteravond de agent. Fijne kerel, hè?
- En nou de kerstkist, zei de bootsman. Hebben
we mee gewacht tot we bij jou mochten komen.
De doos van Pandora ging open. De kleine pakjes
voor Sparks lagen nog bovenop ookeen
das een map schrijfpapierwat pakjes si
garetten een kalender. En toen begon op de
achtergrond een gramofoonplaat te draaien die
ook in de kist zatde toespraak van de koop-
vaardijpredikant. Een stuntje van collega-marco
nist, die tevoren een pick-up van de chirurg had
versierd.
Sparks lag er maar glimlachend bij.
Om de hoek van de deur loerden de nieuwsgie
rige gezichten van een paar verpleegstertjes. Dat
leidde de aandacht voor Sparks wel wat af maar
de bootsman greep direct in.
- Kijk voor je. Lieve smoeltjes kan je nog genoeg
zien. We zijn hier voor Sparks.
Toen het wat luidruchtig dreigde te worden, was
de stuurman de meest wijze man van het gezel
schap. Hij commandeerde „Schip verlaten".
Ze namen afscheid.
- Hou je taai, Sparks en blijf nog maar even hier,
bij al die mooie zussen. Je bent betoel een bof
kont. Wordt me daar lekker vertroeteld als wij
door het zoute water jassen. Maar 't is je gegund,
maat.
Ze kwamen die avond niet zo vroeg aan boord
terug. Zonder kerstkist. Want die had de agent,
die zijn Hollandse pappenheimers kende, maar
voor alle zekerheid onder zijn bescherming geno
men en naar de „Savoe Zee" laten terugbrengen.
Die Portugese rosé was ook niet te versmaden en
ze hielden in het stamkroegje één oor open om
op de fluit te letten. Alles goed en wel maar als
het varen is, moet je ook subiet varen. Dat ver
geet je nooit ook al weet je ook niet meer wat
onder of boven is.
Toen ze in de avond zingend naar boord terug
keerden zeiden ze in de sloep tegen elkaar:
- 'tWas een beste kerstmis, jongens. En wat zei
die dominee op de plaat het mooi. Niks geen
gezever. Recht op de man af. Maar die marconist
is toch maar een boffer. Lekker tussen de schone
lakens en de warme dekens als wij in de kou en
de nattigheid sappelen. En hij als maar lieve zus
jes om hem heen. Oh, moeder mag ik zeeman
worden. Kees Borstlap
6