AWW-wezenpensioen als inkomsten in de vorm van periodieke uitkering van publiekrechtelijke aard; inkomsten uit aan het kind toegekende studie toelagen; winst uit aanmerkelijk belang; zijn inkomsten van het kind zelf. De zojuist opge somde inkomsten van het kind beïnvloeden de kinderaftrek in principe wel. De kinderaftrek wordt genoten voor eigen en aan gehuwde kinderen en pleegkinderen. Een aange huwd kind is het kind uit een eerder huwelijk van de echtgenoot. Een pleegkind is een kind, dat men als een eigen kind onderhoudt en opvoedt. Deze relatie moet wel van duurzame aard zijn; buitenlandse kinderen bijvoorbeeld, die tijdelijk in ons land in gezinnen worden opgenomen, kun nen niet als pleegkinderen worden beschouwd. Bij vele ouders leeft nog het misverstand, dat men met betrekking tot kinderaftrek keuze heeft. De kinderaftrek is niet facultatief, hetgeen bete kent, dat men van de regeling geen afstand kan doen met het oogmerk de doorgaans voordeliger weg der buitengewone lasten in te slaan. Zoals men weet, geniet men o.a. kinderaftrek voor kinderen van 16-27 jaar wier voor werkzaam heden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het vol gen van onderwijs of een beroepsopleiding en die overigens aan de onderhoudseisen voldoen. Het gaat hier doorgaans om dagonderwijs; onder om standigheden zal daaronder ook avondonderwijs kunnen vallen als het kind de tijd overdag nodig heeft tot uitwerking en voorbereiding van dat on derwijs. Een en ander mag evenwel niet gepaard gaan met het uitoefenen van een dienstbetrek king. Bij de kinderaftrek spelen de volgende vragen een rol. Is er sprake van onderhoud van een kind? Wie draagt de kosten van het onderhoud? En derhalve in principe niet: wie zou de kosten kun nen dragen? Bij vele belastingplichtigen met studerende kin deren van 16-27 jaar doet zich het probleem voor van de jongen of het meisje met de inkomsten uit bijverdiensten tijdens vakanties of in de vrije uren. Gaan deze arbeidsinkomsten een bedrag van per jaar 500,— niet te boven, dan blijven deze in komsten bij de bepaling van de kinderaftrek bui ten aanmerking. De zaken komen anders te lig gen indien een jongen, die op kosten van vader studeert en bijwerkzaamheden gaat verrichten, een bedrag gaat verdienen dat uitgaat boven het zojuist genoemde. De fiscale gevolgen kunnen dan tweeërlei zijn: a) Indien door de bijverdiensten van de zoon de vader in feite voor het onderhoud minder be steedt, dan kan - voorzover deze vader van de bijverdiensten profiteert - niet gezegd worden dat de zoon door zijn vader wordt onderhou den. Doet deze situatie zich voor dan loopt de vader de kans de kinderaftrek geheel of ten dele kwijt te raken. b) De door de zoon verkregen bijverdiensten worden besteed voor uitgaven, die anders niet zouden zijn gedaan, terwijl de vader aan de zoon niet minder besteedt dan hij tevoren ter bekostiging van zijn volledig onderhoud be steedde. De last van het onderhoud blijft ten volle op de portemonnaie van de vader druk ken, zij het dat de zoon het wat ruimer neemt. Doet dit geval zich voor, dan zal volgens ge vestigde jurisprudentie de vader niet gestraft worden voor de ijver van zoonlief. Hieruit blijkt, dat van beslissende invloed is of de vader door de bijverdiensten van de zoon is ge baat in deze zin, dat hij minder aan de jongen ten koste legt. Zou de zoon de bijverdiensten geheel of ten dele aan het eigen levensonderhoud besteden, dan kan als regel niet worden gezegd, dat de vader het onderhoud geheel bekostigt. In het geval van de studerende zoon die door tussenkomst van zijn professor tijdens de vakan tie 1.100,— verdiende en dit bedrag besteedde voor de bijwoning van een congres in het buiten land, werd deze inkomst gezien als een toevallige bate, die niet van invloed was op de kinderaftrek. De eigen inkomsten van de student kunnen ook bestaan uit een aan de student toegekende Rijks studietoelage. De toelage bestaat doorgaans uit een gedeelte beurs en een deel renteloos voor schot. Het totaal van de in het kalenderjaar ont vangen toelage is van invloed op de aanspraak op kinderaftrek van de ouder. De periodieke uitkering uit hoofde van de studie beurs behoort in principe tot het belastbaar in komen van de student. Het renteloze voorschot is nooit inkomen en wordt dat ook niet indien de mogelijkheid van latere kwijtschelding bestaat. Latere terugbetaling van een renteloos voor schot kan voor de student in het jaar van terug betaling een buitengewone last betekenen. Hoe wel dit niet vaak voorkomt, is het mogelijk dat een periodieke studie-uitkering aan de ouder wordt toegekend; in zulk een geval geniet de ouder de inkomst, de kinderaftrek wordt evenwel niet be- invloed. De peildatum Voor diegenen die een aangiftebiljet voor de in komstenbelasting hebben in te dienen, is ten aan zien van de aftrek beslissend de toestand op 31 8

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1969 | | pagina 10