Onze belastingafkeer heeft een ontstellend ge
brek aan kennis der spelregels tot gevolg bij
mensen „in all walks of life", zelfs in gevallen
waar het gaat om simpele zaken.
Het juist invullen van een werknemersverklaring
is voor velen een hachelijke onderneming; een
verzoek om teruggaaf van inkomstenbelasting
door middel van een aangiftebiljet T blijft in vele
gevallen achterwege. Wij denken hierbij in het bij
zonder aan de scholier of student van wie loonbe
lasting werd ingehouden tijdens zijn vakantiebaan
en aan het jonge echtpaar, dat in de loop van
het jaar in het huwelijk trad. Men maakt zich niet
aan overdrijving schuldig wanneer men stelt, dat
door onjuiste aangiften of het geheel nalaten van
het doen van aangiften jaarlijks in ons land aan
zienlijk meer wordt geofferd dan van ons wordt
verlangd.
Ons stelsel van belastingheffing streeft naar een
billijke verdeling van de fiscale lasten over de le
den der gemeenschap en men drukt dit uit door
te spreken van belastingheffing naar financiële
draagkracht. Welnu, kinderen vormen doorgaans
een factor bij het vaststellen van onze draag
kracht en vandaar de mogelijkheid tot het genie
ten van kinderaftrek. Ons Parlement heeft bij de
behandeling van de Wet op de Inkomstenbelas
ting 1964 aan het onderwerp ruime aandacht ge
schonken. Toen bij de discussie o.a. naar voren
kwam, dat het zgn. Lucas-kind*) niet langer le
vensvatbaarheid bleek te bezitten, baarde onze
Tweede Kamer een dochter, die sedert haar
enigszins moeilijke geboorte als Scholtensdochter
bekendheid heeft gekregen. Voor een nadere ken
nismaking met dit stevige fiscale kind vragen wij
uw aandacht voor punt 9 en 10 van het schema,
dat bij dit artikel is afgedrukt.
Het is inmiddels gebleken een merkwaardige
dochter te zijn als gevolg van moeilijkheden met
betrekking tot de geslachtsbepaling. Men beden
ke wel, dat voor het genieten van kinderaftrek
niet voldoende is het krijgen of hebben van een
kind. De ontaarde moeder of vader, die het kind
onmiddellijk na de geboorte te vondeling legt,
verspeelt de aanspraak op kinderaftrek. In het al
gemeen ontstaat de aanspraak op aftrek als men
een kind onderhoudt, zij het dat de wetgever ook
aftrek toestaat voor het kind jonger dan 16 jaar,
dat tot het huishouden van de belastingplichtige
behoort. De wetgever heeft de onderhoudseis in
dit geval - zoals begrijpelijk is - niet ter sprake
gebracht. Zodra men een kind onderhoudt, brengt
dit additionele kosten met zich mede, waavoor
de fiscus op bescheiden schaal een tegemoet-
Conform het Besluit op de Inkomstenbelasting
1941 één ander kind, dat 16 jaar of ouder doch
jonger dan 21 jaar is, mits reeds voor drie kin
deren aanspraak op kinderaftrek bestaat.
koming verleent. Naar goed Nederlands fiscaal
gebruik is men erin geslaagd een vrij ingewikkel
de regeling tot stand te brengen, waarvoor wij
verwijzen naar de korte toelichting bij het zojuist
genoemde schema.
Ondanks zijn perfectionistische neigingen heeft
de belastingwetgever geen rekening gehouden
met de belangen van het ongeboren kind; voor
dat kind wordt tot op heden nog geen kinderaf
trek verleend. Vrij spoedig na de aankondiging
van de komst van een kind hebben de ouders
zich extra uitgaven te getroosten en naarmate de
geboorte nadert, wordt de draagkracht van de
ouders in toenemende mate aangetast. In het ci
viele recht is aan het ongeboren kind wel aan
dacht besteed, hetgeen blijkt uit art. 3 van ons
Burgerlijk Wetboek, dat zegt:
„Het kind van hetwelk eene vrouw zwanger is
wordt als reeds geboren aangemerkt, zoo dikwijls
deszelfs belang zulks vordert. Dood ter wereld
komende wordt het geacht nooit te hebben be
staan."
Indien de in het slot van het artikel genoemde
verdrietige gebeurtenis zich voordoet, zou dit
naar onze mening de kinderaftrek voor de prena
tale periode niet in de weg behoeven te staan.
Verschuiving van de aanspraak op kinderaftrek
naar een tijdstip vóór de geboorte van het kind
zou het aantal fiscale problemen ongetwijfeld ver
groten en zonder deze vondst is het aantal kwes
ties rond de kinderaftrek reeds indrukwekkend.
Moeilijkheden met betrekking tot de vraag of kin
deraftrek (enkelvoudig, tweevoudig of drievoudig)
kan worden genoten, doen zich regelmatig voor
in het geval, dat het kind eigen inkomsten heeft.
Fiscaal wordt onderscheid gemaakt tussen min
derjarige en meerderjarige kinderen. Inkomsten
bestanddelen van een meerderjarig kind worden
fiscaal nimmer aan de ouder toegerekend, doch
zijn de eigen inkomsten van het kind. Voor een
minderjarig kind ligt dit fiscaal anders. Volgens
ons B.W. heeft elke ouder, die het gezag over zijn
wettige kinderen uitoefent, het vruchtgenot van
hun vermogen. Indien het kind bij de ouder in
woont, omvat het vruchtgenot tevens het inkomen
uit arbeid van het kind.
De fiscus eist ditmaal niet het onderste uit de kan.
Van een minderjarig kind worden alleen de zui
vere inkomsten uit vermogen aan de ouder toege
rekend en dan nog slechts indien de ouder het
wettelijk vruchtgenot heeft of voor dat kind kin
deraftrek geniet. Andere dan zuivere inkomsten
uit vermogen van het kind, zoals
winst uit onderneming (het geval, dat uit een
voor rekening van het kind gedreven onderne
ming winst genoten wordt);
inkomsten uit arbeid, de bijverdiensten van het
kind tijdens vakantie;
7