;i3EM$i ME.
i ONDERflEMIMQ
verkiezing
uw™"
cnpFiiK VAM DE MAAND
uitgegaan moet worden".
„Bij de verkiezingen voor de
O.R. moet je altijd paraat zijn",
zegt de heer Den Tuinder. „Ik
heb het volste vertrouwen in de
O.R. en ik geloof eigenlijk, dat
er niet zo veel te bereiken meer
is. We hebben - als we naar het
verleden kijken - het toch al aar
dig ver gebracht".
Albert Bijl is negentien jaar oud
en stemt voor de eerste maal.
„Voor mij heeft de O.R. niet zo
veel te betekenen of liever: ik
weet er weinig van, maar ik
stem omdat ik mag stemmen en
ik steun iemand, die ik persoon
lijk ken en in wie ik vertrouwen
heb".
De heer Van Gooi is voor de
vrije kandidaten. „Maar", kop
pelt hij er aan vast, „het moet
geen haat en nijd worden. Ik ge
loof, dat er meer mensen aan
de verkiezingen meedoen als er
vrije kandiaten zijn, want die
krijgen nu de stemmen van veel
mensen, die vroeger wegbleven.
Het zou alleen democratischer
zijn om achter de naam van een
vrije kandidaat de splintergroe
pering te vermelden, die hij ver
tegenwoordigt, dan weet je ten
minste waar zo'n kandidaat
staat".
De heer Mak voelt er niet voor
om zijn mening prijs te geven.
Lachend roept hij: „We probe
ren leven in de brouwerij te
brengen".
„Ik stem op de Dolle Mina's".
De heer Knegt maakt een grap
je. „Nee hoor, voor mij hoeven
die er niet in. Ik stem op iemand
met een basis, een fundament,
iemand met een eigen mening".
Mensen aan het woord in de
kantine Hoofdkantoor.
„Een O.R. is een noodzakelijk
iets". De heer Verlinden vindt
dat een logische zaak. „Ik zou
wel graag wat verdergaande be
voegdheden willen. Er moet een
goede samenspraak leiding -
werknemers zijn. Die is trouwens
bij WF wel goed. Maar ik bedoel
dit ook in het algemeen".
„Stemmen voor de O.R. is zon
der meer belangrijk". Maar de
heer Burgerhout constateert,
dat juist een groot aantal jonge
ren, dat tegenwoordig het woord
inspraak in zijn vaandel schrijft,
niet meestemt. „Nee, dat valt
me tegen, velen vergeten ge
woon hun verkiezingsoproep van
huis mee te nemen, erg jam
mer".
Jeugdige mejuffrouw Zijdeveld
brengt haar mening in kordate
bewoordingen naar voren. „De
O.R. vind ik een goede instel
ling, vooral voor de samen
spraak directie - werknemers.
Maar er is nog niet bereikt, wat
er te bereiken valt. Bijvoorbeeld:
de werktijdverkorting. Boven
dien zou ik nog wel wat meer
bevoegdheid voor de O.R. wil
len". En over het stemmen zelf.
„Vele dames stemmen maar
voor de lol. Ze werken hier één
of twee jaar en gaan dan trou
wen. Bij de jonge mannen is de
animo groter".
„Ik heb eigenlijk nooit contact
met de O.R., dus kan ik er wei
nig van zeggen". De heer Van
Kempen vindt echter een derge
lijke instelling wel belangrijk.
„Tenminste, de O.R. kan belang
rijk zijn op sociaal gebied en ik
vind, dat de bevoegdheden, zo
als die nu liggen, wel voldoen
de zijn".
Ook de heer Bak ziet veel goeds
in een instelling als de O.R. „Het
is moeilijk om zo op de man af
je mening naar voren te bren
gen. Maar ik zou willen zeggen:
in de loop der jaren is er iets
goeds uit gegroeid. Ik hoop op
meer zeggenschap, meer inzage
in het geheel om beter te kun
nen adviseren. De leden van de
O.R. zijn door de cursussen, die
ze volgen deskundig genoeg,
dacht ik".
„Ja, een O.R. moet je wel in een
bedrijf hebben". De heer Proost
knikt. „Bij WF functioneert dit
instrument zeer redelijk. Dat is
belangrijk voor een bedrijf. Er is
echt wel het één en ander be
reikt. De O.R. heeft op diverse
punten zijn nut afgeworpen. Ik
zou zeggen: doorgaan zo. En in
de toekomst meer bevoegdhe
den".
„Een O.R. is onontbeerlijk". Dit
stelt de heer Hamelink. „Tegen
woordig praat iedereen over in
spraak. De O.R. is daar het col
lege voor. Het heeft een advise
rende taak. De volgende fase
waar we heen moeten, is het
toekennen van bevoegdheden".
„Ik zie het als plicht te gaan
stemmen. Wij moeten voortzet
ten, wat anderen voor ons be
reikt hebben. Het is alleen jam
mer, dat we zo weinig van het
werk van de O.R. weten". Dit
zegt de 22-jarige heer Nieuw-
straten.
Drie jongeren aan het woord in
de kantine Dokkantoor Oost.
De jeugd heeft haast. Ideeën
moeten in een dag verwezen
lijkt worden. Dat is de mens in-
8