Een persoonlijk woord
van de heer Wilton
Een gelukwens van de heer Van der Vorm
van te voren hun licht opgesto
ken om te horen hoe de viering
nu eigenlijk in z'n werk gaat.
Vooral de echtgenotes van de
jubilarissen zou ik graag een
complimentje willen geven: de
meesten van hen zijn mijns in
ziens al heel vroeg opgestaan
en hebben een bezoek aan de
kapper gebracht (tenminste, zo
zien ze eruit). Ze hebben waar
schijnlijk voor hun kast gestaan
en gedacht: „Wat zal ik vandaag
aantrekken, m'n jurk tot op de
knie, of zal ik „Hip" zijn en m'n
midi-jurk aantrekken?" Als ze
eenmaal hun keuze hebben be
paald, is er ook nog de zorg
over de echtgenoot. Natuurlijk,
een extra wit overhemd ligt al
klaar, plus alles wat daarbij
hoort, het pak is afgeborsteld en
schoenen worden nog even op
gepoetst. Dan is het wachten op
de auto, die hen naar de werf
zal brengen.
Hoewel de wereld op deze dag
wel bijzonder klein is, er hangt
namelijk een dichte mist, komt
een ieder toch op tijd binnen en
het feest kan beginnen.
Wanneer iedereen gezeten is en
voorzien van een kopje koffie,
komt de heer Wilton binnen.
Dacht men dat zo'n man alles
vlotjesweg uit z'n mouw schudt,
dan blijkt dat niet het geval te
zijn. De heer Wilton licht name
lijk toe dat hij heeft moeten pie
keren over hetgeen hij op deze
dag zou willen zeggen en hem
kwamen de regels van Prof. Hui-
zinga in gedachten, die zo'n 40
jaar geleden schreef: „We leven
in een dwaze wereld, en we we
ten het nog ook"! Gelukkig, dit
is even iets waarom je met z'n
allen kunt lachen en de eerste
spanning is van deze bijeen
komst af. Na hierop nog even
verder te hebben geborduurd,
gaat de heer Wilton verder met
deze regels:
„In het land der blonde duinen,
niet zo heel ver van de zee,
woonde eens een dwergenpaar
tje, en dat heette Pygelmee".
Je ziet sommigen denken, waar
heb ik die regels meer gehoord?
U vergeeft mij wel als ik u op
biecht dat bij bovenstaande ook
mijn gedachten teruggingen naar
de tijd toen ik, bij m'n vader op
schoot gezeten, van het sprook
je van Pygelmee genoot, 'k Heb
nooit geweten welke lering uit
dit verhaal te trekken is, maar
ook dit wordt door de heer Wil
ton uit de doeken gedaan.
Na de algemene speech beëin
digd te hebben, spreekt de heer
Wilton de jubilarissen één voor
één persoonlijk toe. Mooi vond
ik de woorden van de heer Van
Dalen die, toen de heer Wilton
z'n speech beëindigd had zei:
„Wat mij betreft mogen ze me
vandaag nog met pensioen stu
ren!" Je houdt bij zo'n opmer
king wel even je hart vast en
denkt, wat zou nu de reactie
zijn. Maar gelukkig wordt deze
opmerking van de humoristische
kant bekeken en wordt er hard
gelachen, ('k Ben wel benieuwd
wat mevrouw van Dalen later te
gen haar man gezegd heeft),
't Zou te ver voeren om de per
soonlijke speeches hier stuk
13