europa wandelen die de Noord
zee tot een heksenketel maak
ten. En dus liepen ze Cuxhaven
binnen om een gunstiger gele
genheid af te wachten. Die
kwam op 22 december. Laten we
het gelegenheidje pakken, zei
de schipper. Het glas staat aar
dig hoog en vast.
Ze zeilden de mond van de Elbe
uit. Een vrij stevige bries kwam
uit het noorden. Gunstig om de
Noordzee over te vliegen. De kof
kon heel wat hebben. Maar toen
ze ten noorden van de Wadden
waren gekomen, veranderde het
weer van het ene op het andere
uur. Het begon uit het zuidwes
ten te blazen waarna de wind,
die binnen twee uur tot storm
kracht aanwakkerde, via het
westen naar het noordwesten
uitschoot. Van zeilen was geen
sprake meer en de motor deed
het wel maar was niet krachtig
genoeg om voortgang te maken.
Daarbij kwam dat ze lelijk onder
lagerwal zaten. De schipper had
in de namiddag van de 24ste
december de toren van Hollum
op Ameland verkend en, stekend
op de zee met verminderd toe
rental van de motor, verlijerden
ze lelijk naar de kust. Als er niet
spoedig verandering kwam,
werd het stranden op de gron
den.
De Hendrien had het zwaar.
Stortzeeën overspoelden de kof
met de regelmaat van het uur
werk. De schipper achtte zich
echter nog gelukkig dat hij geen
deklading had op deze reis. Alle
lading lag onder luiken die met
extra pressennings en zwaar ge-
schalkt nog wel het nodige ge
weld van overstortend water
konden verdragen. Maar in die
nabije kust had hij een hard
hoofd. Het was onmiskenbaar
dat de kof in oostelijke richting
wegdreefop tegengestelde
koers zou men kunnen zeggen.
En daar dreigde het Rif van
Schiermonnikoog en nog wat
verder de beruchte gronden van
de Lauwers. Het Friese zeegat
tussen Ameland en Schiermon
nikoog binnenlopen om wat op
per te zoeken durfde hij niet
niet om de grondzeeën die hij
zou moeten doorworstelen en
niet om zijn gebrek aan plaatse
lijke kennis. Je moest van goede
huize zijn om daar te durven
varen.
Als alles zou falen, zou hij on
der de noordwal van Ameland
voor anker moeten zien te ko
men. En dan buiten de branding.
En de kust kwam onontkoom
baar nader.
Zonder wat geluk vaart ook de
zeeman niet wel. De storm leek
er voorlopig even genoeg van te
krijgen. De wind nam wat in
kracht af en vlak onder de Ame
landse wal, buiten de branding,
wist de schipper zijn kof voor
anker te brengen. Riskant bleef
het maar er zat niets anders op.
Zo gingen ze de nacht volgend
op kerstavond in.
Als het weer bleef afbuien zou
den ze een kans hebben het er
goed af te brengen, al was de
nacht vol zorgen. De schipper
bleef met zijn stuurman doorlo
pend in de stuurhut, de motor
op langzaam vooruit teneinde de
krachten die op de ankerketting
werkten te verminderen. Want
als de ketting zou breken, was
de zaak verloren. Dan ging de
kof onherroepelijk de banken
op en zouden ze reddeloos ver
loren zijn.
Als een bui voorbij was, de fel
heid van de zeeën wat minder
werd en ze het dus konden wa
gen, ging een van beiden voor
een ogenblik onder dek om wat
bij te komen, zich wat te war
men en wat koffie te slobberen.
De vrouw van de schipper had
nog kans gezien aardappelen
gaar te koken en met de inhoud
van een blik corned beef een
labskous klaar te maken. De jon
gen bleef op order van de schip
per beneden dek zolang het
stormweer zou zijn. Het mocht
dan zijn dat hijzelf in zijn jonge
jaren vooral bij slecht weer niet
ontzien was, hij voelde zich te
veel verantwoordelijk voor het
kind dat zijn eerste reizen maak
te, ook al had het jong getoond
uit het goede hout te zijn ge
sneden.
Ze worstelden tussen hoop en
vrees de nacht door. De wind
was tot krachtig afgenomen en
zat nog in de noordwesthoek.
Maar de zeeën bleven gevaar
lijk genoeg om geen enkel risico
te nemen. Ze wisten die nacht
niet dat ze niet alleen op zee
waren. Ze hadden het gevoel
van een door alles en iedereen
verlaten zijn als er eens wat zou
opdoemen. Maar de kust was
waakzaam geweest.
Nog voor de avond viel had de
vuurtorenwachter van Hollum
waargenomen dat de kof in
moeilijkheden verkeerde en ver-
lijerde. Hij had nog net kunnen
zien dat het scheepje buiten de
branding voor anker kwam. En
hoewel hij geen noodsein had
waargenomen, had hij het red
dingsstation Oostmahorn tele
fonisch gewaarschuwd.
Er ligt om de oost bij de
Oerd een kof voor anker die niet
tegen de baaierd kon opboksen,
't Zal goed gaan zolang het goed
gaat, schipper. Hij heeft geen
noodsein gegeven maar hij ligt
er beroerd en er hoeft niks te
gebeuren of hij gaat de bran
ding in. Ik waarschuw maar, al
heeft hij geen hulp gevraagd.
Beter tien maal voor niks
dan één keer te laat, klonk het
van de andere kant van de lijn.
't Is wel kerstavond, maar we
varen en gaan eens kijken. Het
weer is wel wat opgeknapt maar
vertrouwen doe ik het nog niet.
Goeie wacht verder.
Goeie reis, zei de toren van
Hollum en toen verbraken ze de
verbinding.
4