-J t W/<//•-
In de Rotterdamsche Courant
van 16 mei 1840 lezen wij:
„Betrekkelijk de zaak van den
heer officier bij de arrondis-
sements regtbank te Nijme
gen, tegen de kapiteins der
stoombooten H. Koek, voeren
de de Komeet en J. Scott,
voerende de Stad Keulen,
wegens overtreding der Ko
ninklijke reglementen en be
palingen, omtrent de rigting,
welke de stoomvaartuigen, bij
het elkander tegenkomen en
voorbij varen, moeten houden,
verneemt men, dat de beide
in hechtenis gestelde matro
zen, welke onder anderen,
hebben verklaard, dat er kort
voor de aanvaring en reeds
van voor het Lobith af, geene
lantaren aan den boeg der
Stad Keulen geweest is, en
die deze omstandigheid
steeds als waarheid hebben
volgehouden, door de Regt
bank, in de zitting van den
12 dezer, buiten vervolg en
in vrijheid zijn gesteld.
Men zegt dat de zaak spoedig
zal worden voortgezet".
De gezonken „Stad Keulen"
werd op 21 maart 1840 vlot-
gebracht en kwam op 10 april
op het Etablissement te Fije-
noord aan, waar ketel en ma
chine-installatie werden uitge
nomen en het schip voor onder
zoek werd gehellingd.
De „Komeet", die de „Stad Keulen" in de grond boorde
16